De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdDesiderius Erasmus van Rotterdam groet de zeer geachte jongeman Johann Georg PaumgartnerLieden die tevoren, belust op een beetje snelle winst, de wereld bedolven onder waardeloze schotschriften, bewezen de studie een slechte dienst. Maar zij die al hun zorgvuldigheid en harde werken in dienst stellen van de waardige terugkeer van oude schrijvers, die door het gunstige oordeel van vele generaties zijn goedgekeurd, verdienen applaus van alle weldenkende mensen. Er bestaat algemene consensus onder alle geleerden dat Demosthenes onder de Griekse retoren zo uitblinkt, dat je nauwelijks iemand kunt vinden met wie je hem kunt vergelijken. En terecht luidt het advies dat je met de besten moet beginnen. Daarom leerden kinderen vroeger in gebieden waar Latijn werd gesproken aan de hand van de beste dichters lezen en schrijven. Horatius laat dat duidelijk blijken, als hij voorspelt wat er met zijn eigen gedichten zal gebeuren: Ook dit staat je te wachten: dat stamelende ouderdom je overvalt in de boekverkoperswijken, als je kinderen leert lezen en schrijven.Ga naar voetnoot1. Want het is erg belangrijk welk vocht in het nog ongebruikte aardewerk van hun verstand trekt. | |
[pagina 330]
| |
Ze begonnen het eerste onderwijs in het Latijn heel effectief met een keuze uit de dichters, omdat die behalve retorische kwaliteiten iets van een speciale glans en charme hebben, waardoor de jeugd die, net als met eten, eerder blij is met iets zoets dan iets gezonds, naar de liefde voor de studie wordt gelokt. Daarom zal iedereen die de Latijnse dichters begrijpt, de retoren beter begrijpen. Bij de Grieken is het andersom. Er is zo'n groot verschil tussen de stijl van de dichters en die van de retoren, dat je zou denken dat ze een andere taal spreken. Zo gebeurt het dat degenen die met de dichters begonnen, meteen blijven steken alsof het een vreemde taal is, wanneer ze op het lezen van de retoren overgaan; en ook al weten ze wat ieder woord betekent, toch begrijpen ze de strekking niet. Dat is te wijten aan de stijlfiguren, de beeldspraak en het specifieke idioom, waarbij woordenboeken niet erg helpen. Wat dit onderdeel betreft heeft Guillaume Budé de talenliefhebbers een geweldige dienst bewezen.Ga naar voetnoot2. Marcus Tullius valt naar het oordeel van Fabius alleen bij mensen in de smaak die al flinke vorderingen hebben gemaakt.Ga naar voetnoot3. Zoals hij niet meteen geschikt is voor jonge studiehoofden die thuis willen raken in het Latijn, zo vind ik Demosthenes niet bijzonder geschikt voor mensen die kennis willen opdoen van het Grieks, omdat hij naderhand meer kunstvaardigheid blijkt te bevatten dan hij op het eerste gezicht laat zien. Hij schreef immers, zoals Demades met een complimenteus grapje zei, bij water,Ga naar voetnoot4. en kon alleen door nuchtere en oplettende mensen worden begrepen. Daarom kan wat Quintus Fabius over Marcus Tullius schreef met evenveel recht over Demosthenes worden gezegd: wie plezier in Demosthenes begint te krijgen, weet dat hij vorderingen op het gebied van de welsprekendheid heeft gemaakt. Zoals iemand die geen verstand van kunst heeft niet bijzonder veel genoegen schept in een schilderij dat met grote kunstvaardigheid is gemaakt, zo wordt dat goddelijke van Demosthenes, wat juist welbespraakte mensen altijd in hem hebben bewonderd, het ‘krachtige’,Ga naar voetnoot5. niet opgemerkt behalve door hen die getraind zijn in de regels van de retorica en uitgerust zijn met kennis van de geschiedenis. Daarom vind ik het goed dat een kind van Demosthenes proeft, maar hij | |
[pagina 331]
| |
moet laterGa naar voetnoot6. bij hem terugkomen, als hij een scherpere blik heeft, zodat hij oog heeft voor die ware attische charme, dat scherpzinnige oordeelsvermogen, die met de grootste vakkundigheid afgevuurde redeneringen, ten slotte die kracht, die iedereen wonderbaarlijk vindt en vrijwel niemand kan navolgen. Het zou intussen een aardige oefening zijn als iemand bij Demosthenes en Marcus Tullius zou doen wat sommige oude schrijvers bij Homerus en Vergilius deden, namelijk passages met elkaar vergelijken om erachter te komen wat hij aan de ander heeft ontleend, en ook waar de onze de Griek evenaart, waar hij beter is of waar de navolging nogal onder het niveau van het voorbeeld blijft. Er is nauwelijks iets anders wat zo goed is voor de ontwikkeling van het oordeelsvermogen. Ik ga hier geen moeite doen om Demosthenes te prijzen; Demosthenes' eigen welsprekendheid is nodig om hem recht te doen, of nee, er is helemaal geen welsprekendheid nodig om deze man te prijzen, die door iedereen als uit een mond wordt opgehemeld. Evenmin zal ik proberen jou de sporen te geven, mijn allerdierbaarste Georg, omdat ik zie dat je uit jezelf al flink vaart maakt bij die prachtige wedren. Je zult vragen hoe ik weet dat je vaart maakt, terwijl ik je nooit gezien heb. Ik heb het beste deel van jeGa naar voetnoot7. gezien, door de fortuin gezegende jongeman, zo duidelijk heeft Viglius Zuichemus, die grote kunstenaar, jou met zijn penseel voor me geschilderd, die grote kunstenaar, die jou precies kent en doorziet dankzij het huiselijke contact. Ja, jijzelf hebt je voor mij zo levendig beschreven in de brief die je aan mij richtte, dat ik niet meer zou kunnen zien als je bij me zou zijn. Daarin bewonderde ik dat gelukkige talent van je, omdat je als amper zestienjarige brieven schrijft, ten eerste in goed Latijn, en verder, wat ik belangrijker vind, met scherpzinnige gedachten die ook samenhang vertonen. Waarom zou ik verder die oprechte, edele schroomvalligheid loven, of die bijzondere genegenheid voor mij, waarvan de hele brief doortrokken is? Ook herken ik hier echt een waarachtige nakomeling van de zeer geachte heer Johann Paumgartner. Want al enige tijd geleden sloot ik met die grote man een vriendschapsverbond, dat ik beslist onder mijn voornaamste zegeningen reken. Bestaat er immers een welwillender of beminnelijker wezen dan hij? Jij sluit je met recht bij dit bondgenootschap aan, mijn beste Georg. Want bij deze soort bezittingen is het toegestaan en ook billijk dat de vader nog tijdens zijn leven een erfgenaam heeft. Zoals je veel gezegender bent met zo'n vader dan met de bezittingen van je vader, evenzo zullen die voortreffelijke geestelijke gaven, die je deels door de goedheid van een genadige God zijn geschonken en die je deels zelf met hard werken hebt verwor- | |
[pagina 332]
| |
ven, je veel waarachtiger en grootser rijk maken dan het vermogen van je voorouders, hoe aanzienlijk dat ook is. Neem dus Demosthenes in ontvangst, die nu als het ware ‘nieuw na het afleggen van zijn oude huid, jong en glanzend’,Ga naar voetnoot8. tevoorschijn komt en een aandenken zal zijn aan de genegenheid waarmee ik die van jou beantwoord, en tegelijk een stimulans om te studeren. We zijn veel aan Aldus verschuldigd, die ons als eerste de vorst der redenaars schonk,Ga naar voetnoot9. maar meer nog aan Herwagen, die zorgde dat hij heel wat fraaier en bruikbaarder werd, wat niet weinig geld en aandacht kostte, zodat iedereen nu terecht vol bewondering kan zeggen: ‘Dat is de grote Demosthenes!’Ga naar voetnoot10. We zullen dus voortaan brieven van je verwachten die half in de trant van Tullius en half in de trant van Demosthenes zijn. Het ga je goed. Freiburg im Breisgau, 2 augustus 1532 |
|