2667 Van Ambrosius Pelargus
[Freiburg, begin juli 1532]
Ambrosius Pelargus groet de theoloog Erasmus van Rotterdam
Ik heb eindelijk, voortreffelijke vriend, mijn belofte ingelost en de Aanmerkingen van de Parijse Sorbonne zorgvuldig met je Verklaringen vergeleken, waarover je mijn oordeel wilde weten.Ga naar voetnoot1. Ik heb ook van de aanmerkingen van GinésGa naar voetnoot2. toegevoegd wat mij de moeite van het noteren waard leek. Verder heb ik enkele dingen gelaten zoals ze zijn, omdat je die zelf allang hersteld hebt, of omdat ze weinig of niets bijdragen aan de theologie, of omdat ze te evident zijn om zelfs door een Momus bevit te worden. Als er iets is waarmee ik je op dit gebied een plezier heb gedaan, meen ik voldoende dank ontvangen te hebben als je mij genegen blijft en deze aantekeningen van mij, wat ze ook waard zijn, gunstig opvat, welwillend als je bent. Ik merk trouwens nu voor het eerst wat een moeilijke taak ik op me heb genomen; ik zou willen dat je die niet aan mij had toevertrouwd, of ik die niet op me had genomen. Want terwijl ik jou terwille ben en een poging doe om over je werk te oordelen, begin ik er een voorgevoel van te krijgen hoeveel onheil ik over mezelf afroep en zelfs naar me toe trek, precies zoals de noordoostenwind doet met de wolken.Ga naar voetnoot3. Want behalve de bron van irritatie en geruzie die ik voor mijzelf met dit onderwerp heb gecreëerd, voorzie ik dat ik ook kritiek van allerlei mensen over mij heen krijg, vooral van degenen die het belangrijker vinden koppig te vechten dan voor de waarheid te wijken. Bovendien kon ik op geen enkele manier
voorkomen dat de andere partij boos op mij is.