2490 Aan Bonifacius Amerbach
Freiburg, 21 april 1531
Hartelijk gegroet. De brief die ik het laatst naar Alciati heb gestuurd, kan ik me niet goed herinneren;Ga naar voetnoot1. toch zal ik ernaar zoeken. Vandaag is de lichte koorts iets afgenomen en ik verwacht niet dat het met mij beter zal gaan, tenzij het heel onaangename weer verandert. Mijn dienaar Mercurius van AugsburgGa naar voetnoot2. is nog niet teruggekomen.
Uit Engeland schrijven ze dat de aartsbisschop van CanterburyGa naar voetnoot3. dit jaar herhaaldelijk op sterven heeft gelegen. Hij is iemand van in de tachtig. Ze zijn mij een achterstallig bedrag van driehonderd goudguldens verschuldigd en voor ieder jaar tweehonderd. Als hem iets overkomt, zullen de Engelsen geen duit geven. De man uit Doornik die mijn jaargeld betaalt, heeft via Schets naar mij geschreven,Ga naar voetnoot4. maar de evangelischen hebben de brief onderschept.
Als de hemel zijn gezicht verandert, zal ik misschien bij wijze van proef naar Neuenburg afreizen. Daar zal een testament worden opgemaakt.Ga naar voetnoot5. Je bedankt me ook nog? Jij blijft altijd dezelfde! En ook zoveel mogelijk? Ik beschouw jou, beste Bonifacius, als een uitzonderlijke vriend; een mens kan