De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 16. Brieven 2204-2356
(2018)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 313]
| |
2356 Aan Viglius Zuichemus en Karel Sucket
| |
[pagina 314]
| |
hij was zo met zichzelf ingenomen, dat hij zich niet verwaardigde ze aan mij te laten zien. In de maand maart werd ik ernstig ziek en ik ben ook nu nog amper hersteld. Toen de ziekte het ergst was, werd Quirinus,Ga naar voetnoot8. die mij nog als enige bijstond, door een plotselinge aanval van de Engelse zweetziekte geveld. Ik werd gedwongen iemand anders uit de stad erbij te halen. Ik ben blij dat Alciati zo tevreden over jullie allebei is,Ga naar voetnoot9. over Sucket in het bijzonder omdat hij met enorm succes voor een talrijk gehoor college geeft over de keizerlijke wetten. Ik zou jullie aansporen om de eenmaal begonnen wedloop in die renbaan zonder te verslappen af te maken, als ik niet bang was die uitspraak van Homerus te zullen horen: ‘je spoort iemand aan die zelf al zijn best doet’.Ga naar voetnoot10. Het ga jullie goed, allerdierbaarste jonge vrienden. Freiburg, 31 juli 1530 Vlak voor Kan verliet Cammingha ons; vrienden hadden namelijk speciaal daarvoor een eigen bode gestuurd. Hij beloofde in mei terug te zullen komen. Hij liet evenwel bij mij een aandenken van zestig kronen achter.Ga naar voetnoot11. Nogmaals, het ga jullie goed. Als Pierre Du Chastel daar bij jullie is, een uitermate geleerde jongeman, doe hem dan nadrukkelijk de groeten namens mij. Jullie vriend Erasmus van Rotterdam |
|