Tuin van Eros(1932)–Jan Engelman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] ‘Wo die schönen Trompeten blasen’ (Des Knaben Wunderborn) - De sterren bleeken, wie zingt mijn naam zoo zacht, zoo zacht in 't schemerraam? - Ik ben die in uw droomen sliep, sta op en maak uw oogen diep van koelen dauw, dit uur alleen: het morgenrood is om mij heen. Het morgenrood en alle pijn zal bij mijn lief vergeten zijn, mijn lief is àl mijn leven. Zij ging ter deure en hief de klink: - Mijn lief, dat ik in U verzink', hoe lang zijt gij gebleven! Zij nam hem in haar armen blank, nooit zong de nachtegaal zoo lang, [pagina 33] [p. 33] haar tranen zag hij beven. - Ween niet mijn kind, gij zijt mij goed: er is een ster die ons behoedt, - voor dat dit jaar ten einde gaat zijt gij mijn eigen metterdaad. Een korte poos moet ik nog gaan, mij zelf verslaan, den vijand staan en zoeken naar mijn gaarde. Daar steken englen ongeteld trompetten schooner van geweld - wij sluimren diep in de aarde. Vorige Volgende