Het Bittermeer(1969)–Jan Engelman– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 18] C'est mon plaisir C'est mon plaisir, uw haar moet zwieren. D'Alpheios ruischt, het wordt zoo stil dat men de stemmen der rivieren niet onderscheidt van bladgeril. Ga maar voorbij aan gindsche heeren met al hun geld, juristerij, met ethisch zalven en beleeren: uw onderwerping eischen zij. Hun vrouwen zijn getemde dieren met boezems, parels, kapitaal dat weggestopt blijft zegevieren en aangeleerde zevertaal. Zij gaan zoo gaarne uit boeleeren in vreemde steden, onbekend en anoniem. De huwelijkseeren zijn ongeschonden tot het end als de alkoof maar wil verdwijnen in stiekeme vergetelheid. De deugd sluit zedig de gordijnen, de nasmaak raakt men poetsend kwijt. Maar de Alpheios kent geen blozen, men ligt er als een dier in 't gras. Olijven zijn er en geen rozen: een plek waar men gelukkig was. Niet om de phallos, de gevreesde. 't Is Eros' zuiv're zusterziel die blijft in naaktheid de bedeesde, want een doorzichtig hulsel viel. Vorige Volgende