Gezangen, of het vrolyk gezelschap der negen zanggodinnen(1738)–Jan van Elsland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 274] [p. 274] Klio in rouw, Over het ontydig afsterven van den zoetvloeyenden Digter Monsr. Jan van Elsland. Overleeden buiten Haarlem den 14den van de Slagtmaand 1736. in 't Leproos en Proveniers-Huis. TReur Parnas, Pindus treur en schrei een traanen vloed, Ruk Phebus al uw glans by een en helpt my klaagen, Nu ELSLAND van u is gekoesterd en gevoed; Werd uit ons aller oog te ontydig heen gedraagen, ô Atrops! moest gy dan uwe onverzoenbre schigt, Gaan wetten op dien Held, die Helikon deed bouwen, En 't Zanggodinnendom vercierden met het Ligt Van zyn geleerdheit, en haar wondren deede ontvouwen, Hoe heerlyk heeft hy 't Y en Amstels Stroomvorstin Vermaakt, wanneer hy zong zyn hoog verheeven Vaarzen Aan haare zilvre vloed en trok elks hart en zin, Als hoog en reyk geschoeid op Sophokleezen Laarzen; ô ELSLAND! gy zyt dan niet meêr, terwyl de Dood U heeft op 't slagveld van haar woeden gansch verslaagen; ô Pindus Zonnen! die in Phebus vrugtb're schoot Gekweekt zyt, helpt ons meê op 't koude Lichaam klaagen: [pagina 275] [p. 275] Kom Phebus Zoonen, kom, laat ons op Helikon De Doodkreet uiten met angstvallige gedagten, Ons Heer Lems Parnas treurt, om dat zy van deez' Zón In Eeuwigheit geen glans voortaan meêr heeft te wagten: My dunkt de Spaargodin gezeeteld op haar Troon, Blaast zelfs de Doodkreet uit en is met rouw behangen, De Schooter Veldnimf klaagd en roept daar 's Phebus Zoon Door Atrops haat geveld, hy die door Puikgezangen, De Berg en Bossen deed vermaaken door zyn Lier, ô Dierb're Spaargodin! ô eer van Neêlands stroomen! Gekweekt en opgevoed in vreugde, ô Batavier! Hier werd die grooten Man uw al te vroeg ontnoomen, Waar door gy klaagen zult, terwyl hy korts voorheên Juist zeeven maanden, is aan Spaarens vruchtb're stroomen Weer koomen woonen, tot vermaak van groot en kleen, En tot een Huisgenoot en Broeder aangenoomen Van het Leproos-Huis, daar hy dagt zyn dierbre tyd, Hem meerder waard als goud, in nutte bezigheeden Te Offeren, maar ag! 't is mis, de dood benyd Den ouden wens en hoop, en heeft zyn stramme Leeden Ter aarde neergeveld, en hem in 't stóf vertreen, ô Heldendigters! kom, helpt haar de doodbaar schraagen, Ik volg schoorvoetend en met ongelyke schreen, Om by zyn Grafspelonk, deez' droeve Reen te klaagen. Vorige Volgende