Gezangen, of het vrolyk gezelschap der negen zanggodinnen
(1738)–Jan van Elsland– Auteursrechtvrij
[pagina 268]
| |
[pagina 269]
| |
En aangenaam gesmaakt,
Vervrolykt en ver-maakt?
Daar heb ik naar gehaakt.
Dit neutje is dan gekraakt,
En 'k heb myn doel geraakt.
2. Zier hier dan, u ten besten,
Nog dit Naagerecht
U voorgedist, ten lesten,
Kleen, gering, en slegt.
Wel aan, neemt elk uw deel,
| |
[pagina 270]
| |
Vervrolykt u, en kweel,
En voeg een schelle keel,
By 't lieffelyk gespeel,
En aangenaam gestreel
Van Cyter, Bas en Veel.
3 Zing helder op van Aaltje,
Krelis, Klaas en Teun,
Van Knipluis, en van 't Waaltje,
En de Boere Zeun,
Oud mal, en van den Wyn,
Van Pleuntje, Neel en Tryn,
Van Iris, Rozandryn,
En 't Mofjes Kindelyn.
Of kweelt (wat scheelt het myn)
De deun van Harliquyn.
4. Voor Styloors en Sint Jeuntjes,
Fyn voor 't oog in schyn,
En moeten myne Deuntjes
Niet gezongen zyn.
Van Venus, Baghus, Pan,
Van 't glaasje en van de kan,
(Bemint van alle man)
Daar houd dat volk niet van,
Maar stooten zich daar an.
Vermaak is haar Tiran.
5. Geen roosjes voor die zwynen,
(Schynfyn opgetooit,
Die nooit zyn die zy schynen)
Werden hier gestrooit.
Vrouw Pallas voert die kaal
Gekruinden altemaal,
(Te sobertjes en schraal,
Van oordeel, op dit baal)
Om haar geveinsde taal,
By de ooren uit de Zaal.
|
|