Gezangen, of het vrolyk gezelschap der negen zanggodinnen
(1738)–Jan van Elsland– Auteursrechtvrij
[pagina 163]
| |
Sa ouden en jongen, kom, loop! loop! loop!
Ik geefje myn kruiden de dolle koop.
Dit doosje balsem, deez' kruiden en zalf,
Dat geef ik t' zaamen nu voor een zest' half,
Voor een blaauwe scheen En die pil met een,
En dan nog die bal en witte steen.
Daar by Hebt gy,
Dit O - litje dienstig voor 't slym gra-veel,
Het maaltje de gruizeling (by myn keel)
| |
[pagina 164]
| |
Al pistenje steenen zo fyn als meel,
En 't maakje het Ingewand als fluweel;
Probatum aan Teunis de Boer en Neel.
Wat heb ik veel ouden en jonge Liên,
De deugden myns kruiden en zalf (mis-schien)
Wel een jaat of tien,
Wel een jaar of tien,
Wel een jaar of tien,
(Of meer) de kracht van dien Doen zien!
'k Ben o-veral waar ik maar kom vermaard,
| |
[pagina 165]
| |
Geen beter Medicus hier op aard.
Kom, toon dan (is je het leven waard)
Dat gy uw gezondheids beminnaars zyt,
En maakt my myn kruiden en balsem kwyt.
2.
Wat heb ik menigen kuur gedaan,
Met deez' roemwaardigen Orvitaan;
Die, zo je bent kwalyk verzeilt geweest,
U 't Morrebum Gallikum fix geneest:
Hy droogt uw druipende nieuzen op, strak,
(Al draagje 't doosje maar slegts in je zak)
In een week of twee, Zonder pyn of wee;
Daarom neemt nu elk een doosje meê.
'k Heb voor Doktoor,
Hier, menigen Ezel gepromoveerd
Tot Leiden en Leuven; en lang verkeerd
By luiden van harssenen, en geleerd
Deez' brieven en zegelen, (my vereerd
| |
[pagina 166]
| |
Van Keizers en Koningen) prezenteert
Myn daaden en glorie, met schrift en hand,
De waereld doorreis ik van land tot land,
Schier aan alle kant. Is 'er ook iemant
Die myn kloek verstand,
En aangenaamen trant, in tand
Of kiezen te trekken, probeeren wil?
De daar, (ik zweer het je by myn wil?
Die ligt ik zachtjes met deeze spil.
Of, zo je met zinkingen zyt gekwelt,
Ik zal ze verdryven voor weinig geld.
3.
Maar zacht. Ik zeilde daar west en oost,
Deez' Poejer noem ik de Vrouwetroost,
Om dat ze het mannetje helpt te paard,
En 't wyfje heel levendig onder de aard:
Zy koelt en wakkert het windje; zy spoeit
Het werk, wanneer men na volewyk roeit,
Dat de Schout by nacht Na geen slaapen en tracht;
En ze geeft de Vrouw weêr nieuwe kracht,
Die bal, Kan al
De morssige plekken verdryven schier,
(Ik meen uit de kleêren) die pil, met bier
Gebroken, en warrem gemaakt op 't vier,
Verdryf je de kwelling der wormen: Knier
Die kakten 'er duizend in een kwartier.
Die balsem, gesmolten, en man of wyf
Gevreeven aan tepel, aan knie of schyf,
Zo een uur of vyf, Voor het vuur, heel styf;
Is een groot geryf,
En van een sterk bedryf In 't lyf.
De teering, katarnn', heumeur, kwaê lucht,
En speen' of aanby, het neemt de vlugt;
Rooloop, de geel- en de waterzucht;
Al waar je zo dik als een ton, en bol
Van 't water; je pist 'er van emmers vol!
| |
[pagina 167]
| |
4.
Nu dan kurieuze Liefhebbers, sa!
Sa! koopt provizie dan, eer ik ga;
Voor podegra, lammigheid, jicht, met een
Voor allerly koortsen, graveel en steen;
Voor doofheid, ruisschen en ruiten in 't oor,
Voor loopende oogen, kwaê maagen, en voor
Alle slym, die met kwaê verstopping' zet,
En het kooken van de maag belet.
Voor kouw, Voor sprouw,
Voor stinkende keelen en vuile mond,
Voor houwen en steeken, gezwel en wond,
Voor beeten van vlooijen en dollen hond,
Voor puisten in 't aangezicht, paars en bont,
Voor zeeren en zweeren, het maakt, terstond,
Kwaê zeeren en kanker gezond en ryn,
't Verdryf de squinantie en 't flerezyn.
't Is een medicyn, 't is een medicyn,
't Is een medicyn
Voor allerhande pyn souvryn!
't Koliek en het pleuris moet weg in 't kort.
Daarom Liefhebbers, al die wat schort,
Koopt nu nog, eer je bedroogen word;
Smyt, ben je uw kwelling en lyden moê?
Maar ieder een handschoen of neusdoek toe.
|
|