Gezangen, of het vrolyk gezelschap der negen zanggodinnen(1738)–Jan van Elsland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] Roep vry, ô Minnaar! Rozandryn; Zy lacht om uwe minnepyn En stopt haar ooren voor uw klagten: Zy oeffent liever haar gedachten In eenzaamheid, wanneer zy kweelt En op 't zieltrekkend Veeltje speelt. [pagina 70] [p. 70] Klagten aan Rozandryn. Stem: Courante la Reine. Largo. Wanneer het zoet gezicht Van Rozandryntjes oogen, Vol van vermoogen, Blikkert straalt en licht, Myn zieltje grieft en minnevonkjes sticht: En als haar mondje, honing zoet, Met necter geur myn lusjes laaft en voed. Terwyl haar rooze Roô kaakjes bloozen, Trekt zy myn gemoed. [pagina 71] [p. 71] 2. Maar ach! ontstak myn smert: En zugt, om haar te winnen, Zo sterk haar zinnen, Haar gemoed en hert, Als 't myne door haar ligt ontstoken werd! Dan zou myn zoeten Engel my Ontkluistert zien van ramp en slaaverny: Niet een zoet lonkje, Noch minnevonkje, Vloog vergeefs voorby. 3. Liefwaarde Herderin Ei zie uw slaaf (bewoogen Tot mededoogen) Hert en ziel en zin, Neêrslagtig buigen voor zyne Afgodin! Ei, schoone! gun hem, mag het zyn, Uw wedermin: volmaakte Rozandryn! Ei, maak uw Minnaar Toch eens verwinnaar Van zyn smert en pyn. Vorige Volgende