Den lacchenden Apoll, uytbarstende in drollige rymen(1667)–Pieter Elsevier– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Lyzimons Minne zang, van de schoone Amarante. Vois: Belle Iris. 't KIlle hert van Amarant Heb ick eyndelijck bewoogen, En gebracht tot mededoogen, Naer soo grooten tegenstant: Maer wat dat ick heb geleden, Is mijn 'Amazant bewust, Eer ick haer door mijn gebeden Heb in Minne-slaep gesust. 2. Nu is al mijn smert gedaen, Wijl dat haer bevallig' oogjes, Rechte pijl' en Minne-boogjes, My soo vriend'lijck loncken aen: [pagina 196] [p. 196] 'k Zet nu al het angstig vresen En misnoegen aen een kant: Wijl ick zie bemint te wesen Van mijn schoone Amarant. 3. Onze wederzijdse gloet, En de kuysse minne-kusjes t'Zaem gemengt met soo veel lusjes, Dat ons zieltjes vreugt aendoet, Hout ons vaek soo op-getoogen! Met de lipjes tegens een, Dat wy wenschen soo te mogen Varen na den Hemel heen. 4. Amarant is al mijn lust, Die my soo veel vreugt kan geven En vernoeging in mijn leven, Amarant stelt mijn gerust, Amarant schept oock behagen [pagina 197] [p. 197] In haer trouwen Lyzimon, Die zy weer-min toe wil dragen, Wijl s'hem altijdt Trouw bevon. P.E. Vorige Volgende