| |
De Spiegel der Niewsgierige en Belacchelijcke courantiers.
DE Ervarentheyt stelt ons dagelcyks veele dingen voor oogen, soo aen malkanderen
geschakelt zynde, dat het by na onmogelijck is, dat het eene; sonder het ander
soude konnen bestaen, het welcke, om u te toonen dat waerachtig is; wy in dese
Spiegel der Nieusgierige en Belacchelijcke Courantiers terstont sullen doen
sien.
Haer overtollige nieusgierigheyt, lust, en begeerte tot Nouvelles ofte nieuwe
Tydinge, heeft my genoot- | |
| |
saakt haar te noemen met de naam van
Courantiers, vermits zy van de Haarlemse, Amsterdamse, en Haagse Couranten by na
haar Testament maken, en zelve ('t geen te belacchen, ofte liever te beklagen
is) by na zoo veel geloofs schijnen toe te schrijven: en dese Passien en
swackheden soodanigh in de Zielen van veele Nieuwsgierige gedrukt zijnde, is het
als onmoogelijk, te zaam Nieuwsgierig en Redelijk te zijn: de dagelijkse
ondervindinge vertoont ons genoegsaam de onmoogelijckheyt, dat een Nouvellist
ofte Courantier soude redelijk en ongepassioneert zijn.
Laat ons dan beginnen haar Leven en Humeuren af te beelden, en voor eerst seggen
dat hare nieuwsgierigheden, en nauwkeurige vragen, haar onverdragelijk maken by
die geene, die 't ongeluk hebben haar in eenige Compagnien often Geselschappen
te ontmoeten; zijnde de lust van yetwes Nieuws te weten zoo groot (dat hoe
weynig | |
| |
kennis zy aan ymandt zoude mogen hebben, echter niet nalaten
konnen hem met dese woorden aan boort te komen; Mijn Heer wat hebje
ons Nieuws van Daag? of wel wat hebje ons Goedts? Hoe gaat het met
Spagnien en Portugael? is de Vrede gesloten? wat hnort men van den Bisschop van
Munster? van Engelandt? van den Keyser? van de Lunenborgse Volckeren? en
Brandenborgse Assistentie? of diergelijcke verdrietige Discoursen: en zoo men
haar (gelijk het gemeenelijk gebeurt) al seyt't gunt men mochte gehoort hebben,
sullen sy noch wel tienmaal vragen, of men niemendal Nieuws en heeft, even al
eens of men haar te vooren niets en hadde geseyt; zoo'er by geval ymant mocht by
komen, vraagtmen al het zelve, te weten, Wat hebje Nieuws? en dikwils gebeurt
het dat sy door een onbeschaamde en onverdragelijcke Nieuwsgierigheyt een ander
af vragen sullen 't geen sy niet en weten, noch konnen weten. Zien zy dat men
haar niet meer | |
| |
Nieuws te zeggen heeft, en zy niet meer konnen of
derven vragen, zullen zy als dan onse gedachten ondersoecken, en vragen of wy
Melankolijck zyn? wat wy denken? zoekende alsoo de geheymenissen onser gedachten
selfs te verspieden.
Komt haer een Lacquey ofte bekende Dienaer te gemoet, terstont vragen zy wat haer
Heer doet, waer hy is, en waer hy gaet, komter een Boer in de Stadt, wat men in
syn Dorp, of op het Landt seyt, en soo voorts. Sien zy by geval ymant van hare
bekende van buyten in komen, flucx sullen zy met hand en vingeren na de
soodanige wysen, seggende: Siet hier soodanige Persoonen? buyten
twijffel sullenzy ons wat Nieuws mede gebracht hebben! of
zy komenuyt den Hage, en weten meest al datter Paßeert. Komt er een
Vreemdeling uyt een vreemde en ver afgelegen plaetse, zy ontsien haer niet,
deselve by de mantel en schabberlack te trekken, hem in 't mid- | |
| |
den
van haer te zetten, en soo nauwkeurig t'ondervragen, dat den armen man (niet
meer wetende te antwoorden) hier en daer syn oogen slaet, practiserende op wat
wyse hy sich van dese moeyelycke Courantiers sal ontslaen.
Soo het vergadering van Staten is, ende gelyck het menichmael geschiet, yetwes
van importantie en groote gewichte wort gebesoigneert en verhandelt, of zoo 'er
eenige veranderingen in de Stadt of Staat voorvallen, strax seggen zy, Hebick het niet geseyt dat het soo gaen soude? Siet soo
spreecken zy gemeenlijck van saken van Staat, 't zijn alle Koningen, Dienaers
van Staat, Raadts-Heeren. Advocaten, Capiteyns en Soldaten, en soo komt het dat
wy hedensdaegs soo veel Koningen sien sonder Koninckrijcken,
Dienaers van Staet sonder gesach, Raats-Heeren sonder Recht, Advocaten
sonder Practijck, Capiteynen sonder Soldaten, en Soldaten sonder
Dienst. Saken van | |
| |
Staat zijn de eenighste Subjecten van haar
discoursen, 't zijn alle Geheym-schrijvers, Afgesanten, soo ordinaris als
extraordinaris, Burgemeesters, Schepenen, Commissarissen, goede mannen en
somtijts quade, &c. Alles schijnt door haar, en by haar uyt gewrocht te
werden, te weten, by dese slag van Nouvellisten: daar zijnder, die ordinaris
drie a vier Boek-winkels, Markten, halve Kerken en verscheyde andere plaatse
vervullen, Als in den Haag op het Hof en de Zaal. Tot Amsterdam op
den Dam, en de Boekwinkels op het Water. Tot Uytrecht op de Ganse-merkt en
in den Dom onder den Orgel, doch meerendeels inde Boekwinkels, alwaar
sy veeltijts heele en halve dagen, met het leesen van oude Couranten
doorbrengen, als van Engelandt, Hollandt, Vrankrijk en Spanjen, en dikwils
sommige tijdinge, meer als ses maanden oudt zijnde, voor wat nieuws uytstroyen,
hier weten sy alle Vergaderinge, by een komste, Bruyloften en
Maaltijden van Grooten en gequalifi- | |
| |
ceerde
Persoonen, hier spreeckt men van vele Processen, en Pleydoyen, dienende
somtijdts voor 't Hof, somtijdts voor den hoogen Raet. Hier appointeert, insinueert, arresteert, condemneert, defendeert appelleert, en
suppliceert een yegelijck naer sijn eygen fantazye, hier geeftmen appointementen op billicke Requesten, hier
pleyt, en procedeert men in 't midden van de Boekwinkels in 't aensien van haer
nieusgierige spitsen, schijnende selfs de geenen te condemneren, die andersins
over sijn partye behoorden te triumpheren, naer dat hare passie dan groot, ofte
matich zijn.
Soo men haer eenighe Brieven, waer in yetwes vermelt werdt, of te eenige
Pasquillen ofte schimp Gedichten komt te vertoonen, die zy by ongeluk, of liever
door mirakele noch niet hebben gesien, versoecken en suppliceren sy
ootmoedelijck, men haer Copye daer af gelieve te vergunnen, ten eynde sy 't
selve aen persoonen | |
| |
van qualiteyt hare seer speciale vrienden
mochte toesenden, niet af-latende van 't bidden, en hare beden met beloften
vermengende, voor en al eer sy op d'een of d'ander wijse zijn vergenoegt. So men
by geval yets nieuws komt te beloven, en men in gebreke blijft de beloften naer
te komen, sullen sy haer niet schamen (op wat tijdt, plaets, of gelegentheyt het
soude mogen zijn) het beloofde af te eyschen, en ons soo lang te vragen, tot dat
wy eyndelijck (hare onverdragelijcke smeeckinge moede zijnde) haer met het een
of 't ander al was 't een leugen hebben gepaeyt.
Soo haest sy in eenige vergaderinge, ofte geselschappen gekomen zijn, terstont
verhalen, of vragen sy naer wat Nieuws, breeckende alsoo door haer
belacchelijcke nieuwsgierigheyt veeltijts een nuttiger, en veel aengenamer
discours, van het een op het ander, en van den Os op den Ezel loopende.
| |
| |
Sien sy drie a vier persoonen malkanderen met zoete discoursen onderhouden, ontsien zy haer niet soetjes achter de selve als verspieders te
luysteren, de ooren als een Winthont op stekende, en soo'er yetwes near
haer zin gepraet wert, als dan onbeleeft en onbeschaemt haer tusschen die
eerlijcke lieden in te voegen. Gebeurt het dat men haer yets nieuws zeyt dat sy
al-bereyts hebben gehoort, flux nemen sy het woordt anderen uyt de mont,
vervolgende 't gunt sy alreede gehoort hadden, sonder aen anderen tijdt te geven
te voleyndigen, 't geen sy te vorens aengevangen hadde te verhalen.
En om hare Nouvelles voor gheloofweerdigh by een yder te houden, seggen sy
meerendeels 't geen sy weten van Personen van aensien gehoort te
hebben, en van goeder handt onderrecht te zijn, en door dese middel
soecken veel Nouvellisten of Courantiers veele d'oogen te blindtdoecken, en van
haer te doen gevoelen, dat sy by na by | |
| |
al de menschen verkeeren, en
voornamentlijck by groote Personagien toeganck hebben, en derhalven meer als
andere geloofweerdig. Soo haest sy ons iets nieuws verhalen, assureren en
versekeren sy ons wel hondert mael, (dat het geen sy seggen) waerachtigh is, dat sy 't hebben van persoonen van Conditie, dat het noch niemant
als haer bekent is: Maer sy dencken niet, dat terwijlen sy ons dese
Nouvelles mede deelen, dat wy misschien de honderste op eenen dag zijn, aen de
welcke sy al het selfde hebben geseyt, en dat (dese hondert het
selfde gedistribueert hebbende) de voorsz. Nouvelles algemeen, en over
al bekent zijn, eer sy ons ter ooren komen.
Terstont hebt gy gesien dat hare vergaderinge meest in Kercken onder den Orgel,
en in verscheyde Boekewinkels gehouden wierden: doch behalven dese,
hebben sy veeltijds hare by een komste op de Marckten, hoecken van Straten,
en op soodanige plaetsen daer sich veel Volcks ontmoet en
| |
| |
groote passagieis, alwaer men de respective
Courantiers siet presideren en voorsitten in het midden van een groot getal
Toehoorders, dewelcke als met open mont, en ooren naer de fabuleuse tydingen van
dese Courantiers, schijnen te gapen. Op dese plaetsen is het, Beminde Leser!
daer soo wel (als in de Raethuysen,) werdt raedt gepleegt; hier weet men alle
by een komsten, Bruyloften, Maeltijden, Begraeffenis en
Uytvaert der Grooten, hier stelt men ordre op de rang, en op het luyden
van de Klock ter eere van de Overledenen, en alhier wert het Ampt van d'af
gestorvene in sijn leven bedient; aen dese en geene gegeven, en van alles naer
de fantazye deser Nieuwsgierige Courantiers gedisponeert: de Ceremonie en Stacy gedaen zijnde, weet men hier datelijk wat
ordentlijck of onordentlijck, wat wel of qualijck was aengeleyt, en fin hier
weet men alles wat in het vieren van eenige Stacy te prijsen of te laecken is.
't Is in dese by een
| |
| |
komste, daer men Keyser en Koningen uyt
huwelijckt aen dese of gene Princesse oft Dame. Hier spreekt men van Velt-slagen
en Battallie, van het in nemen van een Stadt, 't zy met accort, stormenderhandt,
ofte entreprise, hier maekt men Vrede, en verklaert men Oorlog, 't zijn dese
Courantiers die by na aen haer Postuur schijnen gereet te zijn, die
geene slag te leveren, die tegens haer sich stellen, en niet van haer
gevoelen zijn: 't is een ongemeen vermaeck dese Courantiers tegen te
spreeken, en somtijts in haer vaer-water te sitten, als dan siet men, met wat
Posturen en belacchelijcke Actien, sy hare wel-spreeckentheyt weten op te
proncken, het wel en qualijck varen van ons lieve Vaderlandt, schijnt men aen
haer heele trony te konnen sien, zoo gevoelig zijn sy beminde
Leser! in de schade van ons Landt! ha! belacchelijche Nouvellisten! wiens lichaem alsoo
weynigh (op eene plaets kan zijn) als haer geest? sy verlaten meenichmael hare
toehoor- | |
| |
ders en geselschap, seggende noch goeden
avont noch goeden dagh, noch het een nochte het ander, maer voegen haer
(sonder een woort te spreken) op nieuw by andere, op d'een of d'andere hoek van
de straet, ofte ter plaetse, daer sy wederom yets nieuws duncken te hooren.
Onder de nieusgierige Courantiers zijnder verscheyde, die haer speculatie en
vermaek hebben, met Pasquillen en blauwe boekjes te loopen, en de selve over al
bedektelijk te laten sien; strydende teghens de hedendaeghse Regeeringe,
somtijts in faveur van sijn Hoogheyt den Prince van Orangien, somtijts tot
verachtinge van den Raat-Pensionaris, ofte tegen die genen, die als dan, door de
ingenomen passie van dese onnoosle Courantiers werden verdacht
gehouden, en van welkers verstant, gesach, en welvaren sy jalours zijn: 't
belacchelijckste hier van, is dat sy veel vroome Patriotten
(wien het welvaren van desen Staet grootelijcks ter harten gaet) zullen ver- | |
| |
werpen, en op haer Maxime van Regeeringe (zonder eenige reden) vuur
en vlam sullen schijnen te spouwen.
Andere Nouvellisten en Courantiers zijnder, die haer tydt verspillen, met korte
verhaelen, en beschryvinge van gedenkwaerdige saken, in haer tijdt voorgevallen,
op te soecken, als van d Opkomst van Cromwel, Stuaerts Val, Van de
Koninginne Christina op het overgeven van haer Rijck aen haer Neef. De
Ballingschap en herstellinge van Carel de II de assistentie van de
Nederlanders aen de Croon van Denemarcken, en op de doot van den Koning van
Sweden, en diergelijcke remarkable geschiedenissen deser eeuwe, en dese
slagh van Courantiers soude niet te misprijsen zijn, ten ware het Exces, ende
verscheyde leugens, waer mede zy alle dinghen soecken te vercieren, haer alsoo
belacchelijck maeckten als de voor gaende.
Onder alle de Courantiers zijn de stoutste, onbeschaemste, en slimste dese
naervolgende, die alsoo haest | |
| |
zy eenig nieuws hebben gehoort,
terstont 't selve met soodanige omstandigheden, en schijnbare reden zullen weten
te veranderen, dat zy selfs die geene daer zy 't eerst van verstaen hadden, met
het selfde nieuws sullen abuseren en bedriegen; zoo dat een waere tydinge, in
een fabuleuse haest verandert door de groote assurantie van dese Courantiers,
wetende haer backhuys soo statich te trecken, dat haer gantse wesen getuygen
schijnt te zijn van alle haere woorden, en door dese slach van Courantiers
werden dickwils de gauwste en minst-geloovige bedrogen, ende wat voornemen men
somtijdts neemt, de selve niet te sullen gelooven, wert men niet te min
meenighmael door de aerdigheyt waer mede sy ('t gunt sy ons willen wijs maeken,
weten op te proncken) daer toe als genootsaeckt; soo dat dese statige by die somtijdts zijn gesien als Oraculen, by dese als groote en
onbeschaemde leugenaers by die wederom als luyden van verstant, by
| |
| |
dese als verwaende Staetkundige Gecken, en dit laetste
ver trouwe het waerachtighste te zijn: Andere Courantiers vint men
wederom, die met haer drie a vier, vijf a ses by malkanderen zijnde, in korten
tijdt de werelt weten door te reysen, van vreemde Princen en Vorsten, en de
geheymenisse van haer Policye te spreken; en haer te verwonderen over haere
maxime van staet, zo dat zy meenigmael disputeren, vragen, examineren
verwonderen, veroordeelen, en alle te gelijk sprekende, malkanderen de ooren soo
warm maken dat zy eyndelijck, (om den een en d'ander te verstaen) dik wils
genootsaeckt zijn alle te gelijck stil te swijgen: meenighmael hitsen sy
malkanderen op, en hieten malkander liegen, waer door de twist en kyvagie
schijnt grooter te worden: maer selden siet mende selve met vuyst slagen
verselt, alsoo met de tong afleggende het geene de handen, of liever het hart
niet soude konnen doen; so dat selden scheyts-lieden daer by werden
versocht.
| |
| |
Laet ons, beminde Leser! eer wy eyndigen het overige van haer leven, en humeuren,
U E. voor oogen stellen, en daer door doen sien hoe onbeleeft hare overtollige
nieuwsgierigheyt haer gemaeckt heeft.
Dickwils hebbe ick aengemerckt, dat sy op publijcke plaetsen met malkander in 't
ront staende, en van meenschte van haer vrienden en bekenden gegroet zijnde,
noyt wederom en hebben gesaluteert, nimmer sien sy naer de gaende, komende, en
voor by gaende Persoonen, en meenichmael gebeurt het, dat hare respective
Overheden ongegroet haer voor by passeeren, soo zijn sy (in 't aenhooren van
hare dagelijckse Nouvelles) op getoogen; en het schijnt dat dese quade ghewoonte
seer stricktelijck by haer werdt geobserveert, ten eynde sy (in het wenschen van
goeden dagh of avont, en het ontdekken van haer hoofden) daer door in hare
discoursen niet en mochte werden gestoort. Soo ymant moch- | |
| |
te
twijffelen aen al het geene hier boven van de Niieus gierige Courantiers geseyt
is, die gelieve eens nauwkeurig 't selve in acht te slaen, hy sal bevinden, dat
dit niet alleen waerachtig is: maer dat'er noch verscheyde andere Nouvellisten
werden gevonden, die groot en intrest en belang schijnen te hebben in Stads
gebouwen, en Particuliere timmeraedje, en naer langh van de lengte, breette,
dickte en smalte gediscoureert, en haer advys dan gegeven te hebben, wederom op
nieuw beginnen te vragen, Wat hebje nieuws? Schoon sy 't selve
albevoorens tienmael hadden gevraegt.
't Zijn alle Fabryken, en manqueeren nimmer haer ter plaetse
daer getimmert wert te laten vinden; meer om yets nieuws te hooren, of te doe
hooren, als wel ten regarde van de timmeraedje, en sullen liever eenige tydinge
versinnen, 't zy dan van wat natuur de selve soude mogen zijn, dan Nouvelles
gebreck te hebben, soo dat | |
| |
sy niet alleen (om haer nieusgierigheyt
te voldoen) wat nieuws willen weten: maer oock het vermaeck soecken te hebben
van self aen andere yetwes nieuws mede te deelen, en hier door komt het, dat
soodanige Persoonen d'onbequaemste van de weerelt zijn, om yetwes geheym en
secreet te houden.
Noch anderen zijnder, die soo haest haer een curieus en aerdig vaers in Rijm
ghetoont werdt, van huys tot huys, van winkel tot winkel, pen en papier sullen
versoecken, ten eynde sy 't selve mochte copieren: doch veele zijnder die de
nieuwsgierigheyt ghenoechsaem heeft gestraft, en die alles willende weten, en
ondersoecken, dikwils ('t gunt sy niet en sochten) gevonden hebben.
Onder alle dese Nouvellisten of Courantiers, zijn de snaakse ende kortswijlige,
wel de vermaeckelijckste en aengenaemste; gesien haer aerdige swier en
boerterye, | |
| |
waer mede sy hare vertellingen, en nieuwe tijdinge weten
te vercieren, waer door de toehoorders wonderlijck gediverteert, ende vermaeckt
werden: haer boerteryen dan aengenaem sijnde, sijn oock hare Nouvelles
aengenaem, en zijn soo veel nuttiger in dese Eeuw, als d'andere Courantiers
schadelijker zijn.
Het getal dan van de Courantiers soo groot zijnde, en dagelijcks meer en meer
aengroejende, sal men haest in ee gewoonte komen, van dese twee a drie
verdrietige woorden te vragen, te weten, watnieuws? Weetje niemendal nieuws? In
de plaetse van dese woorden van affectie en genegentheyt. Hoe vaert ghy al? of
hoe staet het met u gesontheyt? Vele zijnder die niet anders soude willen
wenschen, vermits sy somtijts in andere gheselschappen komende, en geseyt
hebbende hoe vaerje al? dick wils ten eynde discours en zijn, niet wetende hoe
sy anders beginnen sullen, als wat nieuws hebje ons? soo | |
| |
dat het
een sonder 't ander ten minste niet soude gaen: Hier soud men noch konnen by
voegen, datter hedendaegs veel Persoonen van qualiteyt gevonden werden, dese
Nouvellisten mede ten deele (hoe wel niet in alles) naervolgende: ende meer
doende als haer qualiteyt, en conditie toelaet, soo wel (als d'andere
Courantiers, by lieden van kennis en oordeel belacchelijck zijn.
Siet hier dan de Spiegel der Nieuwsgierige Courantiers, wat effecten en
mallicheden de selve heeft beginnen voort te brengen: en men soude mijns
oordeels konnen seggen, dat de veelheyt der veranderingen, en gedenckwaerdige
gheschiedenissen in onse Eeuw voorgevallen, als mede 't getal van fraje geesten
daer in levende, eenigsins oorsaek zijn, dat dese tegenwoordige tijden meer van
sodanige soorte van nieuwsgierige, als wel de voorgaende versien zijn.
UYT.
P.E.
|
|