| |
| |
| |
| |
| |
| |
Op-dracht Aan de Zang-lievende Juffers,
en alle Vrolijkke Geesten.
Vermakelijke en smakelijke Juffertjes,
BElofte maakt schult, is het oude seggen, daarom kome
tegenwoordig om U E. met Capitaal en Intrest te betalen, en d'oude schult af
te doen: 't schijnt wel dat gy my de ooren zoo lang hebt willen warm maken,
tot ik eindelik U E. geduurige smekinge moede zijnde, deze gerijmde Drollen
hebbe moeten by een rapen, en ten ware het niet geweest was, om U E.
bevallige Juffertjes! te gehoorsamen, 't en soude niet geschiet zijn:
aanvaart dan nevens andere ongeveynsde en vrolijke Basen, mijnen Lacchenden Apoll, ofte Drollige Rijmen,
leest en door leest, kauwt en herkauwt onze Gerijmde Drollen, ten einde gy
zien meugt van wat | |
| |
geur, natuur, en eygenschap sy zijn, en in
gevalle u dese drollige lucht te vies, en machtig is, gelieft de selve met
een statig Minne-Zankje te parfumeeren, op dat alsoo d'eene lucht d'ander
verdrijve: laat den drollige naam van mijn Rijmen U E. niet af-keerig maken
van onse Poëzy, om de selve ongehoort, of ongelesen te verdoemen:
Maar leestze vry ter deeg, eer gy s' aanstuk gaat
scheuren,
Want deze strontery, die heeft al meê zijn geuren.
Ik verlaat my dan op U E. gewoonlijke goetheden Me-Juffers! wel wetende, dat
gy desen Drolligen Rijmer (so hy al te vuyl is) sult
verschoonen, en sijne drollen voor lief op-nemen: Noit soude ik soo vermetel
geweest hebben U dese drollige lucht op te offeren, ten ware my bewust was,
hoe haast de Juffers hare neusgaten tot stront kunnen gewennen, soo dat ik
vastelijk geloove, zy van deze lucht geensints sullen beswijken.
| |
| |
Eene saak, wil ik u bevallige Juffertjes! gerecommandeert hebben, dat gy (om
de drollige drolligheyt van desen Drolligen Rijmer,) geen
drollig gevoelen van hem gelieve te hebben: nochte te denken, dat sijn
manier van leven soo drollig is, als sijne Vaerzer; wy versoeken dat gy met
dit voor-oordeel niet gelieve ingenomen te zijn: Ontfangt maar deze
drolligheden met soodanig vergenoegen, als zy u met genegentheden werden
op-gedragen, aanvaart dan deze Paasch-eyeren in deze Paaschweke, hier zijn
harde, weekke, kleyne, grootte, en allerhande slag naar u appetijt, en by
soo verre u ons drollig Rijm niet en mondt, verdoemt, veroordeelt, scheurt,
verbrant, en handelt daar mede naar u welgevallen, laat het, op dat het aan
een drollig eyndt geraakt, in de drolligheyt smooren, op dat het alsoo de
straf van sijn drollige drolligheit dragen mag, vreest nochte ontsiet den
drolligen Rijmer niet: 't is hem eers genoeg, bevallige Juffer- | |
| |
tjes! dat hy (dit drollig Boekje gemaakt hebbende) u bladeren verschaft
heeft, om het houte bakje van een Kakhuys op te vullen, en u drollige winkel
van achteren vergult zijnde, daar mede af te vegen, ten eynde hy door dese
middel kan betoonen, dat hy in waarheyt is U E. geringsten Dienaar.
En gy drollige Snaken! by wien de geurige drolligheit altijt aangenaam en
welkom geweest is, stae nu by: Want
Hier hebje drolligheyt met hoopen,
Hier 's drolligheyt aan alle kant;
Heb jy nu lust om Stront te koopen,
Soo krijgt den Drukker wis een klant.
Al lūyt het so wat drollig vrolijke Borsten, laat den Titul u niet walgen:
misschien dat gy nog eenige smaak en soetheyt hier in sult vinden, vermits
het spreekwoort is, dat'er geen Boek so quaat gevonden wort, dat niet eenige
nuttigheyt soude aanbrengen. Stâ by dan vrolijkke | |
| |
humeuren, en
siet of hier yetwes van u gading is? ziet of gy in dese drolligheyt niets
vermakelijks kunt uytvinden, om stof te hebben, om in dese bedroefde en
gevaarlijke tijden nog eens helder uyt de borst te lacchen; hier is
allerhande stof, en alles even drollig: Titul-Plaat Druk, Papier, Vaerzen,
't is al drollig wat'er by ofte ontrent is; en die dese drollige snakery
niet behaagt, behoeft de selve niet te lesen, of de selve al-bereyts gelesen
hebbende, te vergeeten, en zig daar aan niet te ergeren: vergeet dan deze
drolligheden, of de selve niet konnende vergeten, vergeef ten minsten den
drolligen Rijmer dese sijne drolligheyt. U, drollige Snaakken! beveel ik 't
zelfde, 'tgeen ik soo even de Juffers heb gerecommandeert, te weten den
drolligen Rijmer, nevens sijn gerijmde drolligheit te beschermen voor de
bitze nijdt, en wanneer men hem over den heekkel zoekt te halen, voor te
spreken, soo sult gy onsen Rijmer verplichten, u in 't | |
| |
korte
yetwes drolligers, en vermakelijkkers op te dissen, voornamentlik als wy
zien dat dese onse Vrolijke Drolligheden van u met een vrolijk gelaat
omhelst zijn: Vaar dan wel Klugtige Basen, en gebruykt dese Drollige Rijmen
tot u vermaak, en vergunt de selve een gonstig oordeel, op dat ik reden
hebbe my te noemen Bevallige Juffers en Vrolijkke Snaakken,
U E. aller-begonstig den Dienaar
P. Elzevier.
|
|