Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging
(1969)–H.J. Elias– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
[Eerste deel]Woord voorafWij geloven dat, bij de presentatie van dit boek aan het Vlaams publiek, een woord van uitleg over het doel en de opzet ervan ten zeerste wenselijk is en wel om alle misverstand te voorkomen. Eerst en vooral: dit is geen voortzetting van onze studie over de Geschiedenis van de Vlaamse Gedachte (1780-1914). Deze indruk zou kunnen gewekt worden, omdat het nieuwe boek kronologisch aansluit bij het voorgaande en ook aangezien het onderwerp, voor de oppervlakkige lezer althans, niet zeer scherp gescheiden ligt. Waar nochtans in onze Geschiedenis, zoals trouwens de titel vrij duidelijk aangeeft, de ontwikkeling van de gedachte op het voorplan staat en het politiek en kultureel verloop van de Beweging slechts dient als kader of achtergrond, pogen we daarentegen in het onderhavige boek het leven weer te geven van de Vlaamse Beweging, dit sociologisch verschijnsel dat wij in al zijn aspekten beschouwen als één geheel. Het brengt zowel de geschiedenis van de taalstrijd als die van de bewustwording van ons volk tot eigen nationaliteit, met de weerslag die dit fenomeen met zich brengt op elk gebied van geestelijke en materiële aktiviteit. Dit is een eerste onderscheid dat wij wensen te beklemtonen. Er is nog een tweede. Reeds voor het vierde deel van onze Geschiedenis kon de vraag gesteld worden: in hoever is dit alles reeds werkelijk historie? Had onze eigen generatie nog niet in grote mate deze strijd van de oudere, onder haar leiding of tegen haar in, voortgezet? Met veel meer recht kunnen wij ons dit hier afvragen. Nog leven enkele, vrij zeldzame personen, die vóór 1914 een aktieve rol in de Vlaamse Beweging hebben gespeeld. Talrijker zijn reeds zij die een belangrijk aandeel hadden in het aktivisme en in de frontbeweging. Steeds maar groter wordt dan de schaar van de medespelers naarmate het verhaal vanaf 1918 vordert. Wij zijn er dan ook vooraf vast van overtuigd dat meer dan één lezer verwonderd zal opkijken en zich hier en daar, bij de lektuur van dit boek, afvragen of hij het niet anders beleefde en | |
[pagina 8]
| |
zag dan een schrijver die poogt te ontleden, wederop te bouwen en te vertellen. Bij dit verhaal dienden wij rekening te houden met op zijn minst drie verschillende kategorieën van lezers. Een voorbeeld in de kronologische volgorde zal dit duidelijk maken. Voor de generatie die na 1930 tot politiek bewustzijn kwam, was de eerste wereldoorlog reeds geen persoonlijke wederwaardigheid meer. Ze stond wel schouder aan schouder met wie 1914-1918 beleefde, met wie zeer moeizaam na 1918 uit het slop kwam van de naoorlogse ontreddering, maar ze was nog slechts half gebonden aan deze traditie. Nieuwe ideeën baanden zich een weg. Een jongere generatie wilde de fakkel overnemen; het ‘bonzenstelsel’ was in de Vlaamse Beweging niet zo stevig gevestigd als in het traditioneel partijwezen! Wij zullen dit zeer duidelijk weervinden in de evolutie van de opvattingen tussen 1929 en 1936. Maar vandaag de dag, in 1969, is ook deze tweede generatie grotendeels op de achtergrond geraakt, al hebben de internationale gebeurtenissen hier in belangrijke mate toe bijgedragen. Er staat weer een nieuwe generatie op die niet eens meer begrijpt wat er in Vlaanderen gebeurde tussen 1930 en 1940. Voor wie nu veertig wordt, zijn de jaren vóór 1940, is de tweede wereldoorlog zelf geen eigen ervaring meer, is de kennis van de toestanden en verhoudingen in deze tijdspanne reeds bepaald door de mensen en de gebeurtenissen van na 1944. Wij hebben getracht de diversiteit van dit lezerspubliek te ondervangen door nergens uit te gaan van het standpunt alsof de lezer nog iets wist over de gebeurtenissen waarover wij een relaas brengen. Makkelijk was het niet bij dit verhaal van de gebeurtenissen en vooral bij de waardering van de gevolgde politiek in de verschillende partijen, de nodige sereniteit te bewaren. Dragen trouwens niet alle historische werken, zodra de historicus overgaat van de dode kroniek naar de levende geschiedenis, zeer sterk de stempel van de persoonlijke opvattingen van de geschiedschrijver in de interpretatie en samenhang van de gebeurtenissen die hij wil verhalen? Dit geldt onvermijdelijk en in een nog hogere mate voor onderwerpen uit de hedendaagse geschiedenis. Wij hebben gestreefd naar objektiviteit, maar zijn er ons van bewust dat wij deze onmogelijk konden bereikenGa naar voetnoot(1). Geboren in 1902, behoren wij tot de uitstervende generatie die nog een stuk van het aktivis- | |
[pagina 9]
| |
me beleefde. Onze jeugd werd sterk getekend door de repressie ervan. Er is meer. Wij zijn niet alleen toeschouwer geweest van de ontwikkeling der Vlaamse Beweging in de jaren 1914-1939. Wij stonden, vanaf 1929, zelf aktief in het politieke leven. Wij hebben partij gekozen en ons daarbij volop in de strijd geworpen. Ofschoon wij, bij de uitwerking van deze geschiedenis der Vlaamse Beweging, in ruime mate nog andere tijdgenoten ondervroegen, konden wij ons eigen getuigenis over bepaalde gebeurtenissen niet uitschakelen. Ten einde dit bewust subjektieve element te onderstrepen, schakelden wij, waar dit nodig en onafwendbaar bleek, over van de wij- naar de ik-vorm of duidden in de voetnoten onze eigen initialen aan als bron van onze gegevens. Wij hebben getracht dit onaangename ik-verschijnsel tot een minimum te herleiden: de lezer zal opmerken dat deze metode tot gevolg had dat wij onze eigen naam herhaaldelijk vermelden alsof het ging om een vreemdeling... Een laatste opmerking nog. In ons oordeel over de personaliteiten die een rol gespeeld hebben in de ontwikkeling van de Vlaamse Beweging, hebben wij ons vrijwillig en zeer bewust beperkt tot de overledenen. Wij wensen met ons verhaal buiten het gewoel van de eigen tijd te blijven voor zover het personen betreft die, vriend of vijand, heden nog een taak vervullen of dit zouden kunnen. Bij het nazien van het persoonsnamenregister zal ieder lezer voor zichzelf wel uitmaken wie aldus nog overblijft uit een periode die nu dertig jaar achter ons ligt. |
|