Liederen voor den landman. Deel 1
(1794)–Jan van Eijk– Auteursrechtvrij
[pagina 29]
| |
Wijze: Psalm LXVIII.Hoe teder is dit zuigend vee.
Het kan rat met de grooten meê.
Ik drijf, maar kom niet verder;
'k Verlies bijkans geduld en moed,
Daar 'k altoos achterblijven moet -
Foei! ongeduldig Herder!
Weet Jesus wel van zoo'n verdriet?
Hem kwelt het langzaam leiden niet
Van zwakke zuigelingen.
Hij maakt allengs de zwakke sterk.
En schikt zich naar den gang van 't werk.
Bij teedre volgelingen.
|
|