Feest-zang(1831)–Peter Friedrich Ludwig Christiaan von Eichstorff– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 1] [p. 1] Feest-Zang. (Wijze: Te souviens-tu,...) Met feestgejuich grijp men den vollen beker, En stem het lied voor Neêrlands oudsten zoon; Het lied, dat Hem als redder noemt, als wreker Van Neêrlands Eer, als steun van Neêrlands troon. Hem zal ons lied, ons statig lied verheffen! Hij heeft zijn zwaard op 's vijands hart gezet! Wat lot ook nu het Vaderland moog' treffen: Wij zijn getroost: Hij heeft onze Eer gered! [pagina 2] [p. 2] Hij heeft, aan 't hoofd van Neêrlands dappre zonen, Den roem gestaafd van 't oude Vaderland, En voor de stad, waar hunne Vorsten wonen, De vlag der eer, de oranje-vlag geplant! Ja, overal, waar zich ons vaandel toonde, Verstoof als kaf, door stormwind opgejaagd, Des vijands heir, dat onzen krijgsroem hoonde, Maar op den rug de wond der lafheid draagt. Waar zijn zij thans, die dappren Vrijheidshelden, Wier linnen kiel een' eerbekleeding was? - Zij zijn gevlugt langs bosch en heg en velden, Vooruitgesneld door 't paard van Engelsch ras. Met slijk bedekt, door eigen voet vertreden, Ligt thans de kiel, die hunnen loop vertraagt, Terwijl hun Vorst, eer 't pleit nog was volstreden, Uit Leuven's poort met overhaasting jaagt. [pagina 3] [p. 3] Zingt luid! zingt luid! de vijand is verwonnen, Zijn trotsche waan, zijn hoogmoed is geveld; Maar uit den damp van Nederlands kanonnen Verrees een straal, die Heil en Vrede spelt; En heinde en ver zal men den veldtogt melden, Dien Neêrlands volk in veertien dagen deed, Toen Neêrlands Prins aan 't hoofd van Neêrlands helden Voor Vaderland, voor Eer en Koning streed! En gij, naar wien vergeefs onze oogen vragen, Wier kil gebeente een vreemde bodem dekt; Wier diepen slaap geen rouw van vriend of magen, Geen tranenvloed van kind of ouders wekt: Rust zacht! rust zacht! Gij hebt na korte smarten Der heil'ge zaak een Offer toegebragt, Dat eeuwig leeft in onzer aller harten, En U vergoodt bij 't laatste nageslacht! den 24 Augustus, 1831. VON EICHSTORFF. Vorige