Signalement van een spectator
Het verdient aandacht dat De Hollandsche Spectator anoniem verscheen, tot groot ongenoegen van de lezers, die herhaaldelijk poogden achter de naam van de auteur te komen (cf. I, p. 181; V, p. 212; VIII, p. 17, 33) - reden waarom ze door Van Effen duchtig bespot werden. Het behoorde trouwens tot de formule van het spectatoriale genre dat de schrijver schuilging achter een fictief persoon die dikwijls ook zijn of haar naam gaf aan het blad (De Denker, De Philosooph, De Patriot etc.) ‘Spectator’ heeft dus een dubbele betekenis. Primair slaat het op de fictieve figuur die zich in weekbladvorm tot het publiek richt. En vervolgens is men er die weekbladen zelf mee gaan aanduiden. Welke weekbladen?
Reeds in de allereerste regels verwijst De Hollandsche Spectator naar het Engelse proto-type van Steele en Addison dat hij hoopt na te bootsen. Daarmee plaatst hij zich zo duidelijk mogelijk binnen de inmiddels eenentwintig jaar oude traditie van het moraliserende tijdschrift. Als zijn enige voorganger in de moedertaal noemt Van Effen de auteur van De Mensch Ontmaskert (1718), een werk waar echter kwalitatief nogal wat aan ontbrak. Ook noemt hij de Franstalige spectators van Van Effen, zonder overigens diens naam te vermelden en zonder te laten doorschemeren dat De Hollandsche Spectator uit dezelfde pen kwam.
Pas in nr. 10 zet De Hollandsche Spectator zijn programma nader uiteen en verklaart hij welke stijl hij zal gebruiken. Wat het laatste betreft streeft hij naar duidelijkheid en verstaanbaarheid. Daarom wil hij lange tussenzinnen en uitgerekte periodes vermijden evenals de puristische gewoonte om nieuwe koppelwoorden als jufferdom, dichterdom enzovoort te smeden.
Hoewel Van Effen herhaaldelijk tegen het binnendringen van Franse zeden ageert en met name het ver-