Speeck (Jacob van) 1638-1717
Ged. Nieuwe Kerk 21-2-1638, begr. Nieuwe Kerk 29-3-1717 (1ste kl.), zoon van Michiel Huybertsz, zeemtouwer, en Lijntje Jans, ondertr. kerk 23-10-1676 Immerentia Helt, ged. Oude Kerk 30-1-1650, begr. Nieuwe Kerk 12-3-1726 (1ste kl.), dochter van Balthasar Helt en Maria Croock.
In 1683, 1688 en 1694 behoorde hij tot de goede mannen als papierkoper. Voor zijn veelvuldige contacten met Christoffel van Gangelt, zie men aldaar. Vermoedelijk behoorde hij in 1683 tot de crediteuren van de boekverkoper David Ruarus (KS 662; de inv. is bij not. Buys niet te vinden). In 1676 woonde hij in de Elandsstraat en ook nog in 1701, toen not. van Liebergen op 29-12- op zijn verzoek aan Jochem Janse Stoesak en huisvrouw een huurceduul van het huis en pakhuis erachter in de Elandsstraat, dat hij voor 4 jaar voor f 210. - in het jaar van hen had gehuurd, vroeg (N.A. 6283, 983). In 1717 woonde hij op de Herengracht over de Gasthuismolensteeg. Van 1701 dateren een aantal acten betreffende een kwestie tussen Jacob van Speeck en Joseph van de Put, koopman, van wie van Speeck door bemiddeling van de makelaar Domna 44 baaltjes Bordeaux schilde papier (880 riem voor 53 st.) had gekocht op 25-4-, die op 9-5- per schuit van het huis van van de Put op het Singel bij de Blauwburgwal naar het huis van van Speeck per schuit waren overgebracht en daar na opening gedeeltelijk beschadigd bleken te zijn. Van Speeck wilde ze daarop uitschieten, wat van de Put goed had gevonden, echter zeggende ‘dogh sonder mijn prejuditie van refactie of dat daer door mij soude obligeren het papier wederom te nemen’. Uit de getuigenverklaringen van Domna zelf, arbeiders, kruiers, schuitenvoerder en comptoirbedienden van van de Put blijkt o.a., dat de zoons van Domna en van Speeck, kort vóór de koop tot stand kwam, het papier hadden geinspecteerd. (N.A. 6283, 345, 353 en 385 not. van Liebergen 15-, 16- en 23-6-1701, N.A. 5880, 1587 not. Hoekebak 17-6-1701 en N.A. 5391, 1449 not. Meyer 31-8-1701).
Jacob van Speeck had twee zoons, die hiervoor in aanmerking komen, wier namen men echter