Putte (Isaac van der) 1683/84-1748
Geb. Petten 1683/84, begr. Oude Kerk 9-11-1748 (1ste kl.), zoon van Hendrick Jansz Hoet, afslager te Petten, ondertr. kerk 4-9-1710 Barbara van Heekeren, ged. Nieuwe Kerk 17-2-1692, begr. Oude Kerk 10-10-1744 (2de kl.), dochter van Jan van Heekeren, boekverkoper (zie aldaar), en Stijntje Pieters Erik.
Op 29-1-1711 werd hij poorter als papierverkoper, op 4-5-1711 gildelid als boekdrukker. Hij betaalde jaarzang, totdat hij in 1720 overman van het gilde werd. In 1723 tekende hij het contract van de boekdrukkers. Op 30-7-1717 kocht hij voor not. Backer van Abraham Enten, meester-lettergieter, diens lettergieterij voor f 4000. - (N.A. 4684, zie ook KS 1266). Op 30-3-1720 adv. hij ‘'t Amsterdam bij Isaac van der Putte papierkoper op de Voorburgwal, werden gegoten allerley Romynsche, Curcyfsche, Nederduytsche en andere soorten letteren; de proeven tot ieders dienst’. (A.C.). In 1736 tekende hij een van de rekwesten van de papierkopers. In 1742 werd hij met een papierwinkel getaxeerd op een inkomen van f 3000. - (kohier wijk 18, 1434). Op 15- en 16-7-1749 werd voor not. van Heel de nalatenschap gescheiden, waarvan het deelbare totaal f 53800.18. - bedroeg. De winkel met boeken, papieren en copieën met recht van privilege à f 33309.18. - kwamaan de zoon Abraham, de boekdrukkerij à f 4742.11. - en een aandeel in het recht van privilege van de Lutherse kerkboeken à f 100. - aan de zoon Hendrik. (N.A. 12798, 334).
Abraham van der Putte (ged. Zuiderkerk 23-12-1712, begr. Oude Kerk 8-10-1749, ondertr. kerk 17-7-1749 Cornelia Johanna van Teylingen, ged. Nieuwe Kerk 17-7-1726, st. 13, begr. Oude Kerk 18-4-1809, dochter van Cornelis van Teylingen, tabaksverkoper, en Johanna Jacoba Dijklander) werd 22-12-1728 poorter als boekverkoper en boekbinder en 27-12-1728 gildelid. Op 12-11-1748 kreeg hij opdracht van de andere erfgenamen van zijn vader om de winkel, negotie en affaires waar te nemen (N.A. 12796, 467 not. van Heel).