maker te Loenen, en zijn vrouw Willemken Hendrickxsz wegens kapitaal en interest f 1300. - schuldig te zijn aan Anthony de Haes, papierverkoper, en Matthyas Hooghuys, factor van de Veluwse papieren, terug te betalen over een half jaar met 5%
interest, ieder zijn helft, onder verband van de papiermolen Loenerbroek, waarop ze woonden, en de gereedschappen daarvan. De Haes regelde de afbetaling van zijn part nog die dag in de vorm van te leveren papier. (N.A. 2248, 392 en 398). Blijkens een acte van 4-7-1679 voor not. Akerboom was op 13-12-1679 een officiële schuldbrief voor de scholte van het ambt Apeldoorn verleden. Lambert Hendricksz, papiermaker op de Veluwe, die de bovengenoemde papiermolen had gekocht, regelde de afbetaling van de f 1300. - met de sedertdien verschenen interest als volgt. Hij zou f 1000. - betalen in 4 term., de laatste in mei 1681. Daartegenover nam hij dezelfde dag op zich, een condemnatie van kosten, die Warnar Abramsz Leemhorst had ten laste van Hooghuys en waarvoor hij arrest op al diens goederen op de Veluwe had doen leggen, te voldoen (N.A. 4029, 204 en 205). Op 28-8-1677 adv. Hooghuys, dat hij op 30-8- een partij van 800 riem Franse schrijf- en drukpapieren in 't pakhuis van Reael op de Achterburgwal achter het Stadhuis zou veilen (A.C.). Op 1-10-1678 verklaarden Daniel Jacobsz Schut, meester kaart- en papiermaker te Uchelen op de Veluwe, en Hooghuys betreffende de compagnie van negotie in kaarten en papieren, welke daarvoor werden gemaakt, die ze tezamen hadden, dat Schut een preciese rekening zou opmaken van het geproduceerde en een opgaaf zou doen van de kaarten en papieren, die hij had, en dat Hooghuys een preciese rekening zou opmaken van het verhandelde. Zij zetten de compagnie voort voor 6 maanden, te beginnen 1-10-1678. Vastgesteld werd, dat Hooghuys iedere zes weken de helft van de voorgeschoten lonen van de kaartenmakerij aan Schut zou betalen. Zolang de compagnie in wezen zou zijn, moest Schut ook de papieren, die hij particulier naar Amsterdam zond, door Hooghuys in commissie laten verkopen. Hooghuys zou ook provisie hebben van de papieren, die Schut direct naar kooplieden zond. (N.A. 2310, 489 not. de Winter). Op
25-5-1679 kwamen Jan Potgieter, als gemachtigde van de kinderen van Daniel Schut en van diens weduwe, Geertje Jans, overeen voor not. Akerboom met Hooghuys, dat zij de geschillen, sedert het overlijden van Schut gerezen, zouden voorleggen aan de goede mannen Eduard van Hell en Vincent Pietersz (N.A. 4028, 178). (Schut had net als de bovengenoemde Cornelis Hendricksz vroeger uitsluitend voor Anthony de Haes gewerkt volgens contracten van 22- en 23-8-1654 voor not. van Nieuland, wat ook nog met Jan en Hendrick Berens te Apeldoorn was gecontracteerd (N.A. 2035, 420-430, zie ook N.A. 2233, 209 en 210 not. Lock 3-6-1670)). Op 14-9-1679 werd een curator over de boedel van Hooghuys aangesteld (D.B. 306, 156). Op 22-1-1680 werd een accoord gesloten voor 20%, te betalen 10% contant, 5% na een half jaar en 5% na 1½ jaar. Daar het accoord niet bewaard is, kan ik slechts de ongetekende crediteuren noemen: Jochem Rave f 55. -, Daniel en Natt. Bur f 230. -, Symen en Adriaan Monnickendam f 270. -, Adam Damen f 60. -, Hendrick Vriesenburg f 125. -, Alexander Cops f 12.12. -, Godfrid del Empelfort te Keulen f 42.10. -, Jacob Vergunst te Leiden f 230. -, Pieter Hocq te Koog aan de Zaan f 236. -, Daniel Schuts weduwe f 250. -. (D.B. 649, 129). Op de inventaris van 18-9-1679 vindt men in het voorhuis 47 riemen papier, 300 pond bordpapier en 6 boeken oliphantsbrau genoemd (D.B. 385, 113). Bij de inkomsten vindt men o.a. een som van f 690.11. - van de wed. van Willem Fredericksz Mandt (D.B. 14, 80). Op 29-8-1681 werd Hooghuys als makelaar aangesteld, wat hij tot zijn dood toe bleef (zie ook acte 1681 bij Jan van Duysberg). Op 18-8-1682, na zijn dood, werd opnieuw een curator over de boedel aangesteld (D.B. 307, 10). Op de inventaris van 20-8-1682 vindt men in een binnenkamer 13 riem
papier, op zolder een koper uithangbord en een boekbinderspers (D.B. 387, 220). Op 22-1-1683 kwam f 760. - binnen van verkochte meubelen (D.B. 14, 280). Blijkbaar was hij na zijn eerste faillissement verhuisd. In 1667 en 1670 woonde hij in de Kapelsteeg bij de Oudezijds Kapel (KS 263), in 1674 op de Fluwele Burgwal naast de Graaf van Buren (peil), in 1682 op de Oude Waal.