| |
Gangelt (Christoffel van)
Geb. Aken, st. na 5-1-1688 (N.A. 5610), vóór 3-8-1691 (Deutzenhofje 280), zoon van Johan van Gangelt en Johanna Meyboom (N.A. 4915, 97 not. Sylvius 17-11-1700), tr. 1. Angoulême 1644 (huw. voorw. 9-4-) Anna Manees, st. vóór 1660, dochter van Helie Manees, koopman te Angoulême, ondertr. 2. kerk 4-8-1660 Lucretia Boudaen, geb. Antwerpen 5-9-1617, st. 16, begr. Westerkerk 21-3-1663, dochter van Gaspar Boudaen en Susanna du Bois en weduwe van Jean Ortt, koopman.
Reeds in 1635 vindt men Christoffel van Gangelt te Angoulême als factor van Nicolaas Anthony en diens zwager Pieter Haeck te Amsterdam (N.A. 1043, 45 en 134 not. van de Ven 22-10- en 17-12-1635). Een aantal akten betreffende de relatie tussen deze laatste en Christoffel van Gangelt zijn bewaard. Blijkens de mededelingen van Voorn (Voorn A 410-412) trad Christoffel van Gangelt daarbij, zeker in later jaren, niet zozeer als factor als wel als zelfstandig ondernemer op, die zelf papier liet maken, zij het dat niet bekend is op welke molens dit geschiedde. Christoffel van Gangelt had een broer Gaspar, die in 1660 bij zijn ondertrouw te Amsterdam aanwezig was. Deze was koopman te Parijs (N.A. 4915, 97 not. Sylvius verklaring van 17-11-1700). Ik kan niet zeggen, of Jean van Gangelt te Angoulême, op wie Gerardus de Geer als commissaris van de troon van Zweden op 3-7-1670 een vordering van f 10349. - blijkt te hebben, een broer of een neef van Christoffel was (N.A. 2233, 565 not. Lock). Christoffel zelf had slechts één zoon, Helie of Elias van Gangelt, geb. te Angoulême 1645/46, die als moederlijk erfdeel op 18-8-1660 f 16000. - door zijn vader bewezen kreeg (Inbreng 30, 326 en la weeskamer 273). Christoffel's zuster Apollonia was getrouwd met de juwelier, later ook papierkoper Isaac Meleyn (zie aldaar). In een zaak tegen hem kreeg Jacob van Gangelt procuratie. Deze was voor zover ik kon nagaan geen familie. Hij werd 2-5-1623 ged. in de Nieuwe Kerk als zoon van Jan van Gangel en Anna van der Hage en trouwde in 1644 Cristina Vogelsanck (zie archief Hasselaer 154). Verwarrend is, dat hij vermoedelijk ook identiek is met Jacob van Gangel, ten wiens behoeve de 48-jarige kaartenmaker Pieter Meffert en de 50-jarige
| |
| |
papierverkoper Cornelis de Haes op 8-10-1643 voor not. Coop van Groen een verklaring aflegden over 324 balen papier, welke via Rotterdam van Bordeaux waren gekomen en welke gedeeltelijk beschadigd waren (N.A. 1613).
Blijkens een insinuatie van 3-8-1649 voor not. Coren door Pieter Haeck aan Christoffel van Gangelt over nat geworden papier, vertoefde deze laatste toen slechts tijdelijk in Amsterdam (N.A. 1000). Uit een acte van 22-2-1655 voor not. van de Ven betreffende de betaling van f 2400. - door de borg van Hendrick 't Kind, die sedert 16-5-1653 bij Christoffel van Gangelt had gediend als leerknecht, maar zich aan verduistering had schuldig gemaakt, zou men opmaken, dat Christoffel van Gangelt toen al vast te Amsterdam was gevestigd. Bij zijn ondertrouw in 1660 woonde hij op de Bloemmarkt, tijdens zijn tweede huwelijk in zijn vrouws huis op de Keizersgracht, in 1674 in een huurhuis op de Herengracht naast of met zijn zwager Isaac Meleyn, vermoedelijk no. 258, dat aan de erfgenamen van Christoffel van Hoven behoorde, en tenslotte op de Leliegracht (20-12-1687 not. Commelin, N.A. 5609). Op 11-8-1656 en 5-9-1657 sloot hij voor not. van de Ven nog tezamen met Pieter Haeck bevrachtingscontracten af met schippers, die op de rivier de Charente papier en wijn zouden inladen en dat naar Amsterdam brengen, resp. voor f 11. - en f 8. - per vat, waarbij een vat papier werd gerekend voor drie grote, 4 gemene en 8 kleine balen (N.A. 1118, 143vo en 1122, 219vo). Acten voor not. van de Ven van 3-1-1657 en 22-2-1658 betreffen het faillissement in jan. 1656 van Hendrick Gramsbergen, aan wie van Gangelt 11 balen papier, tezamen 525 riem, mee had gegeven naar Archangel, die deze op zijn beurt had doorgezonden naar David Ruts in Moskou, waarvoor van Gangelt de onkosten had betaald (N.A. 1120, 8 en 1128, 188). Op 20-8-1659 legden twee leden van de bemanning van een schip, dat van Bordeaux naar Amsterdam o.a. papier voor van Gangelt had meegenomen, verklaringen af dat de schade hieraan van broei en niet van wijn of pruimen afkomstig was (N.A. 2880, 429 not van Veen). In 1683 behoorde hij tot de goede mannen als papierkoper, in 1688 niet
meer. Ik vermoed, dat hij toen Amsterdam had verlaten. Toen hij op 5-1-1688 voor not. Commelin aan Jan Waarts, boekhouder, een aantal Hebreeuse boeken, welke hij in september 1686 gezonden had naar George Marx Jeger te Breslau om te leveren aan Sabbathay Bassista (namelijk 223 Gommas 24o, 52 In Jacob, 2 dito fijn, 2 Littause Selichots, 6 Gommas met 3 Targums en 2 schrijfboeken) transporteerde met inbegrip van de kosten van verzending voor f 309.13. -, werd hij nog aangeduid als koopman hier ter stede (N.A. 5610).
Na zijn huwelijk met Lucretia Boudaen vindt men Christoffel van Gangelt al spoedig in contact met de bekende Amsterdamse koopman Josephus Deutz (1624-1684), die getrouwd was met Lucretia Ortt, een dochter uit het eerste huwelijk van Lucretia Boudaen. Het zakenarchief van Josephus Deutz bleef bewaard en daar vindt men veel gegevens over de papier- en ook boekhandel van van Gangelt, vooral na 1672. Van Gangelt beperkte zich niet tot de papierhandel, maar deed op grote schaal zaken, daartoe in staat gesteld door het fortuin van zijn tweede vrouw van over het miljoen. Ondermeer had hij tezamen met zijn stiefschoonzoon het monopolie van de invoer van pek en teer uit Zweden van 1662-1668. In dat jaar trok hij zich terug, maar bleef wel andere zaken in compagnie met Deutz doen. In 1672 ging van Gangelt mis. Dank zij de steun van zijn eigen familie en zijn schoonfamilie kwam het echter niet tot een faillissement. Op 26-3-1672 werd een accoord gesloten, dat niet bewaard is. Ook andere familieleden sprongen bij, blijkbaar daartoe gedwongen door Deutz op grond van de gelden, die zij in de bovengenoemde teercompagnie gehad hadden. Na het kinderloos overlijden van Josephus Deutz kwam o.a. hier over tussen diens erfgenamen en die van zijn eerder overleden vrouw een proces. Beide partijen kwamen met hun argumenten, waaraan de tekorten van van Gangelt geweten moesten worden. (Archief Marquette
| |
| |
761 en Deutzenhofje 280, 24-6-1686). Ik wil slechts mee delen, dat in ieder geval vast staat, dat de nog te noemen tekorten in de papierhandel maar een klein gedeelte van het totale tekort vormden. Ik zal mij in het volgende zoveel mogelijk beperken tot de eigenlijke papierhandel.
In de grootboeken van Deutz vindt men vóór 1660 slechts eenmaal een lening aan een boekverkoper en wel Gerrit Willemsz Doornick, die op 24-5-1656 f 1000. - en op 11-6-1657 nogmaals f 1000. - banco ontving, welke bedragen met rente op 10-12-1660 weer geheel terugbetaald waren. Of Johannes Pauly, die op 11-3-1658 f 2040. - ontving, welke 17-12-1659 afgerekend werden, identiek is met de boekverkoper, kan ik niet zeggen.
Sedert 1660 vindt men op het grootboek in de rekeningen van assurantie heel vaak verzekeringen van schepen uit Bordeaux (of Angoulême) naar Amsterdam, o.a. de Papiermolen, die papier naar ons land brachten. Ik zal daarop niet nader ingaan. Wel wil ik iets meer vertellen over de eerste geldlening van Deutz door bemiddeling van van Gangelt aan een bekende boekverkoper in den Haag, Adriaan Vlacq. Op 30-12-1660 schreef Deutz f 18000. - in banco aan Christoffel van Gangelt af voor Adriaan Vlacq voor ½ jaar a deposito à 5%, beleend op een partij ongebonden boeken onder van Gangelt, die zich daarvoor borg had gesteld, mits genietende 1%. Dit bedrag en de interest, die tot 1671 door van Gangelt geregeld werd betaald, werd later overgeschreven op de grootboekpost van van Gangelt zelf en ging dus uiteindelijk op in de grote schuld van van Gangelt aan Deutz. Op dezelfde 30-12-1660 ontving Vlacq blijkens het memoriaal van Deutz via ‘neef’ François Carron als belening op zijn nieuwe huis f 2000. - tegen 4½%, welke post echter direct werd overgenomen door de ‘moeder’ van Deutz, zodat deze niet naar het grootboek werd overgebracht. Ik vermoed, dat Lucretia Boudaen, de schoonmoeder, bedoeld was, daar Deutz' moeder reeds in 1653 was gestorven. Blijkens het memoriaal had Deutz op 11-9-1665 ‘wegens Adriaen Vlacq aen 't sterfhuys goet gedaen voor den Augustinus die in den Haegh voor deesen door hem hadt laten inkoopen’ f 114. - en aan Balthasar de Pirene ‘voor 't stedeboeck van Nederlant, Luthery bijbels met koopere platen en Plutarchus’ f 110.5. -, beide per cassa. Ik weet niet, of men hieruit mag opmaken, dat Vlacq, wiens overlijdensdatum niet bekend is, maar op 1667 wordt gesteld, reeds in 1665 was gestorven. Mogelijk is uiteraard ook, dat hier met het sterfhuis dat van Lucretia Boudaen, die op 16-3-1663 was gestorven,
bedoeld werd en dat dit een afbetaling van Vlacq van de bovengenoemde schuld van 1660 betrof.
De belangrijkste contacten van van Gangelt met de boekverkoperswereld betroffen zijn leningen aan Joseph Athias. Men krijgt de indruk, dat van Gangelt tot 1672 een van diens voornaamste geldschieters was. Op 17-8-1662 schreef Deutz in banco f 1200. - over aan Moises Vas Faro ten behoeve van Athias op het verzoek van van Gangelt, waarvoor deze 18 pakken van telkens 18 Hebreeuwse bijbels in onderpand had gekregen. In 1668 voerde Deutz hierover een proces tegen Athias, misschien in verband met de interest. Het bedrag was voor 6 maanden à deposito gegeven tegen 6%, welke later in 5% veranderde. De post in het grootboek, die aanvankelijk ten name van Athias stond, werd later ten name van van Gangelt geboekt en op 20-11-1680 afgerekend door een betaling van Anthony Gabriel Nunes. (Deutzenhofje 330).
Op 3-8-1663 verklaarden van Gangelt en Athias voor not. van Buytene, dat zij op 9-11-1662 voor not. N. Antonides een contract hadden gesloten over de leverantie van papier voor het drukken van een Engelse bijbel in 12o (niet bewaard), welke nu in 2 maanden voldrukt zou zijn. Dan zou van Gangelt 1500 exemplaren gemeen papier à 25 st. en 500 fijn papier à 30 st., tezamen voor f 2625. -, ontvangen, waartegenover Athias aan vier verschillende soorten papier f 2744.5. - had gehad, alles zonder prejudice van de andere affaires, die ze tezamen hadden. (N.A. 2766). Dat reeds in 1661 Engelse bijbels door Athias werden gedrukt, blijkt uit verklaringen, o.a. van Dirk Hoola van 8-5-1669 voor not. de Grijp in verband met de verzending in 1667 naar Engeland van exem- | |
| |
plaren, die door Athias als pand aan van Gangelt waren gegeven (KS 1135-1136). Op 30-11-1668 verklaarde Athias voor not. Outgers, dat hij aan van Gangelt f 31055.11.8 schuldig was, te betalen binnen 6 maanden met 5% interest, ingegaan 1-7-1668, waarvoor hij als pand 7200 Engelse bijbels, 180 dito defect, 2030 Engelse bijbels in Engeland, 2000 nieuwe Hebreeuwse bijbels met Latijnse annotaties, door hem gedrukt, en 380 Spaanse bijbels op de zolder van de Dubbele Arend gaf. Bij niet betaling zou van Gangelt mogen verkopen. Hij kreeg ook de sleutels. Alle lasten en risico's bleven voor Athias. (N.A. 3196, 319). Desondanks bleef ook Athias zelf zijn Engelse bijbels verkopen, o.a. aan Samuel Mansvelt, die hem op 5-8-1669 een wsisel van f 600. - op 2 maanden zicht gaf, maar niet betaalde. Op 26-3-1670 werd op verzoek van Dirk Hoola door not. Outgers genoteerd, dat een andere door Mansvelt geaccepteerde wisselbrief van 20-11-1669 vervallen was, maar dat Mansvelt niet te vinden was. (N.A. 3585 not. Snel 11-10-1669 en N.A. 3202, 329). Op 12-3-1670 had Samuel Mansvelt voor not. van de Ven aan Joseph Pearce
de helft van een partij van 1800 Engelse bijbels, totaal f 1290. -, voor f645. - verkocht, welke partij ze in Engeland of elders zouden verkopen en de winst delen. Mansvelt zou alles verzekeren voor 6% en Pearce zou geen risico van contrabande dragen. (N.A. 3202, 329). Op 4-2-1672 verklaarde Ahtias voor not. Outgers aan van Gangelt f 39539.19. - per saldo en slot van rekening, op 25-1-1672 opgemaakt, schuldig te zijn, welke hij beloofde te betalen met 5% interest, gerekend van 30-11-1671 af, waarvoor hij als pand ter minne overdroeg 11000 Engelse bijbels 24o op fijn cornet papier en onvergaart à 20 st. 't stuk (f 11000. -), 1300 Engelse gemene bijbels 12o à 12 st. (f 780. -), 1410 in 30 pakken met Joodse Hebreeuwse gebedenboeken op fijn narrecap, 32 bladen dik à 24 st. 't stuk (f 1642. -), 450 in 10 pakken Spaanse bijbels op fijn cornet, 95 bladen dik à 90 st. (f 2025. -), 2488 in 50 pakken Joods Hebreeuws Pools gebeden Tifelothboeken op fijn cornet, 65 bladen dik à 45 st. (f 5598. -), 1000 in 18 pakken Hoogduits Hebreeuwse gebedenboeken op fijn cornet, 56 bladen dik à 45 st (f 2250. -), 3000 in 25 pakken klein Hoogduits Joods Hebreeuws gebedenboeken in 24o op potpapier à 10 st. (f 717. -), 450 in 12 pakken bijbels of boek Moses alleen op grof bom à 40 st. (f 900. -), 797 in 3 pakken Hebreeuwse psalmen met neerduits op fijn mediaan papier, 20 bladen dik à 18 st. (f717. -), 650 in 2 pakken met psalmen Hebreeuws alleen op fijn mediaan papier, 10 bladen dik à 10 st. (f 325. -), 812 in 4 pakken Hebreeuws Latijns psalmboeken op fijn mediaan papier, 20 blad dik à 18 st. (f 730.16. -), 1500
in 4 hopen boeken genaamd Thehinoth op fijn cornet, 3½ blad dik (f 100. -), 600 grammatica Hebreeuws en Latijns en Caldeus ende Siphus à 18 st. (f 540. -), 30 in 1 pak bijbels of boek Moses op carta royal papier, 48 bladen dik (f 100. -), 28 hopen met Joods Hebreeuwse gebedenboeken van feestdagen, ± 2450 stuks op dubbele Arent en narrecap fijn (f 1600. -), 18 hopen nog van dito ordinarii Joodse gebedenboeken op fijn narrecap (f 1000. -), nog 3 bladen van ± 4500 Hebreeuws Joods kinderboek op grof bom (f 150. -), liggende dit alles in 't pakhuis de Swarte Raven in de Zandstraat, nog 1200 Engelse fijne bijbels à 30 st. in Engeland onder Theodorus Jacobs (f 1800. -), 1000 dito bijbels in Engeland onder Maresco (f 1500. -), 2000 Hebreeuwse bijbels met Latijnse annotatien à 9 guldens 't stuk (f 18000. -) en 380 Spaanse bijbels à f 4.10. - 't stuk (f 1610. -), welke beide partijen berustten onder van Gangelt op de zolder van Sr. Limburg op de Herengracht, tezamen f 53034. -. Bleef Athias in gebreke de interest en het kapitaal te betalen, dan zou van Gangelt het verpande ‘uitterhand, prijscourante ofte in 't openbaar aan de meest biedende’ mogen verkopen, zonder zelf enige notificatie aan Athias te doen. Daar de inventarisatie ter goeder trouw door Athias was geschied en niet door van Gangelt gecontroleerd, zou die alleen hoeven te verantwoorden, wat hij ter plaatse vond. De sleutels en daarmee het eigendomsrecht, het welk ook plaats zal hebben, ‘schoon dat de voorn. bijbels en boeken wierden verboden’, kwamen aan van Gangelt. Alle onkosten van pakhuishuur etc. en het risico van brand, diefstal, watersnood, vermindering, bederf etc. bleven ten laste van Athias. De pandgeving van
| |
| |
1668 voor not. Outgers, de obligatie en alle wisselbrieven, assignatiën en billetten van Athias ten behoeve van van Gangelt zouden hiermee geannuleerd zijn. (N.A. 3210, 117 en Deutzenhofje 333). Wij zagen reeds, dat van Gangelt op 26-3-1672 een accoord met Deutz moest sluiten, waarbij hij een aantal van zijn bezittingen cedeerde. De schuld van Athias aan van Gangelt was er een uit vele. Op 1-1-1672 verleed Dirk Hoola (boekhouder van van Gangelt (KS 306), geb. Schoonhoven 1641/42, later burgemeester aldaar, tr. Amsterdam 1670 Maria Casteleyn) een schuldbekentenis van f 19583.6. - aan van Gangelt, die blijkens een afbetaling van 20-6-1675 toen al was getransporteerd aan Deutz, echter pas op 31-12-1679 tot een aparte grootboekpost werd (zie ook Deutzenhofje 280, 19-8-1683 en 16-3-1688). Ook de schuldbekentenis van Athias werd door van Gangelt aan Deutz c.s. getransporteerd op 26-3-1672 (Deutzenhofje 288, 13). Op het grootboek werd echter pas op 28-2-1676 een post geopend ‘Joseph Athias rekening van boeken’. Reeds op 31-5-1673 was hierop f 587.16. - ontvangen voor 840 bijbels, die de weduwe Maresco (Charles Maresco, die 1668 of kort daarna stief, was Deutz' correspondent te Londen, zie Deutzenhofje 280, 54) verkocht had, welk bedrag binnenkwam van Pieter Heringhoek te Londen. Dit blijkt uit het copieboek van rekeningen, waarin men de afrekeningen van 1676 (1673) tot 1682 vindt. (Deutzenhofje 304, 100 en 120). Ik kan hier geen opsomming geven van de blijkbaar vrij moeizame afzet van deze boeken. De meeste kopers betaalden niet contant en zullen bij hun eigen posten op het grootboek nog ter sprake komen. In 1675 werd een partij Engelse bijbels naar Rotterdam gezonden en door bemiddeling van Daniel van der Hey, een teerkoper aldaar, kwam op 20-3- en 16-5-1676 de betaling binnen, in totaal f 1423.19. - na aftrek van vracht en korting voor 1100 bijbels à 11½ st., voor 50
gewaterde en 1000 bijbels 24o. Afnemer in Rotterdam was o.a. Johannes van Rijckevorsel. Een nog grotere afnemer van de Engelse bijbels was de weduwe Schippers. De grootste afnemer van de Hebreeuwse boeken was Hester de Weer, weduwe van Someren, gevolgd door een Joodse combinatie. Hendrik Wetstein ontving blijkens de rekening ook boeken, blijkbaar in commissie, maar gaf aanvankelijk geen verantwoording daarvan. Wel bevat het copieboek van rekeningen uitvoerige afrekeningen van Hendrik Wetstein uit later tijd voor Deutz en van Gangelt, waarbij naast de boeken van Athias echter ook andere verantwoord worden, zodat ik deze verderop wil behandelen.
Aan de debetzijde van de rekening van boeken van Athias verschijnen in 1678 posten ten behoeve van de uitgaaf van een bijbel. Daar dit de enige uitgaaf is, die Deutz direct zelf heeft gefinancierd, wil ik iets over de merkwaardige geschiedenis vertellen, waaraan een artikel (L. Fuks, ‘De twee gelijktijdig te Amsterdam in de 17e eeuw verschenen Jiddische bijbelvertalingen’, Het Boek Nieuwe Reeks XXXII, 1955-1957, 146-164) is gewijd, dat echter door de nadere vondsten zeer is uit te breiden. Blijkens dat artikel waren Philips Levi, de Joodse boekdrukker, en Borrit Jansz Smit, koopman en ook boekverkoper, in 1670 al bezig met de voorbereidingen voor de uitgaaf van de Jiddische bijbelvertaling van Jekutiel Blitz. Waarschijnlijk vond de zaak geen voortgang, omdat Smit, die de geldschieter geweest moet zijn, niet tot de financiering in staat was. Ik gaf over hem bijzonderheden op p. 100. Daaraan kan ik hier nog toevoegen, dat de aangifte van zijn boedel bij de Desolate Boedelskamer op 19-8-1672 gevolgd werd door de aangifte van de boedel van Philips Levi op 24-8-1672. Uit de inventaris van Levi blijkt, dat deze op een zolder 4 drukpersen, 31 laden met Griekse en Hebreeuwse letters, 4 kasjes en enig drukkerij gereedschap had. (D.B. 304, 325 en 326 en 378, 133 en 138vo). De beide boedels werden aanvankelijk apart geadministreerd, maar sedert 12-5-1679 tezamen (D.B. 10, 391 en 394 en D.B. 12, 361 en 14, 105). Otto Roeters en Frans Verbeecq, de schoonzoon en kleinzoon van Jan Otto van Halmael (geb. 1612/1613, woont 1634 nog te Wezel, 1637-1673 te Amsterdam, st. verm. te Nijmegen, tr. vóór 1635 Elsje Roeters, begr. Zuiderkerk 3-2-1673), die net als Smit doopsgezind waren (N.N.B.W. IX), waren financieel
| |
| |
nauw bij die afwikkeling betrokken (zie ook N.A. 2635 not. Steeman 21-12-1679 betreffende vorderingen van Jan Otto van Halmael op Smit en het geschil daarover met de curatoren van de boedel van Smit en leden van de familie Baack of Bake. Op 5- en 8-5-1691 kwam Smit overeen met enkele anderen betreffende hun compagnie van handel op Polen, die sedert 7-9-1682 bestond, dat hij daarheen zou gaan ter bevordering van de zaken (N.A. 3576 not. van Ceulen)). Op 10-12-1674 werd voor not. Venkel een contract gesloten tussen Jan Otto van Halmael, ditmaal de geldschieter, en Levi en Smit tezamen, niet alleen voor het drukken van de bijbel, maar ook betreffende andere Hebreeuwse boeken (N.A. 3044, 59). Zoals uit de nog te noemen akte van 7-2-1676 blijkt, verliep de samenwerking niet goed en haalde daarom van Halmael de drukker Athias erbij. Op 3-9-1675 werd een contract gesloten voor not. Venkel en op 27-9-1675 nog eens een nader contract tussen Athias ter ene en de combinatie van Halmael-Levi ter andere zijde. Van het uitvoerige contract kan ik hier slechts meedelen, dat Athias formeel de geldschieter zou zijn en het papier en drukloon zou betalen, die tezamen op ± f 12000. - werden getaxeerd, die Athias uit de verkochte exemplaren terug zou krijgen. De afgedrukte vellen zouden onder hem en van Halmael komen, welke laatste aan Athias een voorschot van f 5000. - moest doen. Zodra de bijbel gedrukt zou zijn, zou het contract van 10-12-1674 weer van kracht zijn en Borrit Smit was dan ook bij deze overeenkomst aanwezig. (N.A. 3044, 70 en 71). Er kwamen al spoedig moeilijkheden, die in december 1675 tot notariële insinuaties aanleiding gaven en als gevolg van insinuaties van 7-2-1676 voor not. Venkel door Levi aan van Halmael en Athias, waarop deze beiden een uitvoerig antwoord gaven met hun bezwaren, tot een volledige breuk. Blijkens de stukken, die hierbij in het protocol werden opgenomen, waren er tot 3-9-1675 11
vellen gedrukt, sedertdien 7 vellen. (N.A. 3018, 821). Levi moest een andere geldschieter hebben en vond die in Willem Blaeu en Laurens en Justus Bake, die op 2-4-1676 een contract met hem sloten (N.A. 3222, 570, afgedrukt KS 364). Athias en van Halmael, die stellig de beschikking hadden over de reeds afgedrukte vellen, gingen ook verder, zij het met een andere vertaling, namelijk van Josef Witsenhausen. Athias wist voor zijn uitgaaf, die toen al tot het vierde boek Moses gevorderd was, op 18-3-1676 privilege van de Staten van Holland te verkrijgen. Over de Joodse privileges, die beide partijen hier te lande en elders wisten te verwerven, spreek ik niet, daar het bovengenoemd artikel daarop uitvoerig ingaat. Door not. Listingh, wiens protocol over deze jaren niet bewaard is, werd een contract ontworpen tussen van Halmael en Athias, dat deze laatste op 25-6-1677 ondertekende (KS 10), maar al heel spoedig deed van Halmael zijn rechten over aan Willem Blaeu. Op 16-11-1677 moet dit reeds geschied zijn. Toen kwamen van Halmael en Levi voor not. Brouwer overeen, dat van Halmael 40 exemplaren van de bijbel, die Levi drukte, op klein mediaan papier zou krijgen, waarvan van Halmael het papier en versteekgeld zou betalen. Van Halmael deed daarmee afstand van alle aanspraken, die hij op Levi had. Borg voor Levi was Blaeu. (N.A. 3935, 616). Athias aanvaardde deze nieuwe geldschieter Blaeu, die tezamen met de Bake's ook de geldschieter van Levi was en zeker wel bepaalde oogmerken had met zijn overname van het aandeel van van Halmael, niet, zoals blijkt uit een insinuatie van 5-4-1678 van notaris van der Groe namens Blaeu aan hem (KS 10). In deze insinuatie wordt gesproken van een contract, dat hij buiten kennis van Blaeu of van van Halmael met een ander gemaakt heeft. Aanvankelijk was die andere in de acte aangeduid als Josephus Deutz, maar later is die naam doorgehaald. Of Athias een officieel contract met Deutz heeft gesloten, kan ik niet zeggen. Zeker is, dat uit de rekening
van boeken van Joseph Athias op het grootboek van Deutz blijkt, dat hij regelmatig gelden aan Athias verstrekte van 18-2-1678 af tot 20-7-1678 toe, in totaal f 1113. -, ‘om de Hoochduytse bijbel te drucken in Hebreeusse caracters’ en dat op 11-3-1679 voor de advocaat en de notarissen in het proces tegen Blaeu aan de debetzijde van de rekening van Athias f 13.14. - werd genoteerd. Over dit proces vond ik geen nadere bijzonderheden, zodat ik
| |
| |
ook niet kan vertellen, wat de afloop was. Uit acten van 16-7-1682 en 23-2-1683 betreffende de verkoop van de bijbel van Levi in Polen blijkt, dat de tegenpartij trachtte een verbod van de bijbel van Athias of wel, zoals gezegd wordt, van de ‘bijbels van Christoffel van Gangelt ende Josephus Duyts bij Joseph Athias alhier ofte elders gedrukt’ in Polen te verkrijgen (N.A. 3260, 70 en 3263, 218). Blijkens het bovengenoemd artikel hebben geen van beide partijen in Polen succes gehad, terwijl elders de bijbel van Athias veel meer verkocht is dan die van Levi, wat voornamelijk te wijten was aan de minder gunstige reputatie die zowel de drukker als de vertaler bij hun geloofsgenoten hadden. Beide bijbels verschenen in folio van 1676-1678. (Darlow and Moule 4485). De bemoeiingen van Deutz met deze bijbel hebben zich niet verder uitgestrekt dan de financiering in de allerlaatste tijd van de totstandkoming. Ook verstrekte hij toen het papier uit de voorraad, die van Gangelt bij hem had beleend, wat uiteraard weer op diens debetrekening kwam te staan (Deutzenhofje 304, 53). Alleen bij de laatste leverantie moest een andere papierkoper worden ingeschakeld, namelijk Jacob van Speeck, van wie Athias op naam van Deutz blijkens het journaal 60 riem narrekap à 50 st. op 20-7-1678 ontving. Blijkens dezelfde journaalposten werden steeds de afgedrukte vellen op de zolder van Deutz gedeponeerd, stellig ter meerdere zekerheid. Ik veronderstel, dat de oplaag ruim 6000 heeft bedragen. Op een ongedateerde notitie van boeken op de zolder van Deutz (Deutzenhofje 335) wordt gesproken van ‘6000 en meer Hoogduytsche bijbels tot 3 guldens 't stuk f 18000. -’. De bijbel was toen vermoedelijk nog niet gereed, want net als van enkele andere boeken, die nog ongedrukt of onvolledig waren, volgt hier ook een opgaaf: ‘noch voor de 24 blaaden die aen mank(l)eeren om de 6000 Hoogduytsche bijbels compleet te maecken
f 710. -’. Hoe de verkoop geregeld werd, kan ik niet zeggen. Ik neem aan, dat dat een zaak was tussen van Gangelt en Athias; uit de boeken en papieren van Deutz blijkt hierover niets. Alleen nog op de veiling van 1688 zullen ze, in veel minder getale, weer voorkomen. De prijs van f 3. - was uiteraard een taxatieprijs, geen verkoopsprijs.
De grootboekpost van Athias en wed. Schippers tezamen zal ik bij de andere grootboekposten bespreken. Hier zal ik eerst een andere onderneming van van Gangelt behandelen, die ook een Hebreeuwse druk betrof. Op 23-1-1659 kreeg Johannes Georgius Nisselius privilege van de Staten van Holland voor 20 jaar voor de Hebreeuwse bijbel, met het drukken waarvan hij toen reeds volgens zijn zeggen ver gevorderd was, en tevens voor een eventuele 8o uitgaaf, die hij zich voorstelde met een ‘curieus letterken’ uit te geven. Stellig op grond daarvan liet hij door een deurwaarder van het Hof van Holland aan Athias aanzegging doen van dit privilege. Wij weten dit uit een insinuatie van 3-2-1659 door not. Lock namens Athias aan de bovengenoemde deurwaarder, Pieter de Ruiter, om een copie van dit octrooi te tonen. (N.A. 2206). Op 21-3-1659 gaf de theologische faculteit van de Universiteit te Leiden advies aan de Staten van Holland over de beide uitgaven. Van de bijbel van Nisselius waren toen 13 vellen klaar en van die van Athias 10, die de faculteit had geinspecteerd. Volgens haar oordeel konden beide voortgang vinden, daar de bijbel van Nisselius geschikter voor studenten, de bijbel van Athias voor ervarener theologen zou zijn. (A. Eekhof, De theologische faculteit te Leiden in de 17de eeuw, 1921, 90* en 320-321). Zo verscheen de Biblia sacra Hebraea correcta... Typis et sumptibus Josephi Athias Amstelodami in 8o van 1659-1661. Een nieuwe verbeterde druk van de hand van de Utrechtse professor Joannes Leusden zag in 1667 en 1666 het licht als Biblia Hebraica accuratissima in 4o en werd aanvankelijk in een oplaag van 4500, later van 5000 exemplaren gedrukt. De Sacra biblia Hebraea... labore et studio Joh. Georg. Nisselii, Palatini linguarum Oriental. propagatoris, verscheen met het adres Lugd. Bat. sumptibus et typis Nisselianis 1662, in 8o (Darlow and Moule 5131, 5133 en 5134). Nisselius
betrok zijn papier blijkbaar bij van Gangelt en, zoals dat ook in andere gevallen gebeurde, deze moest hem tenslotte ook geld voor het drukken voorschieten. Nisselius boedel kwam na zijn overlijden bij de Desolate
| |
| |
Boedelskamer te Leiden. Blijkens een drietal stukken (Deutzenhofje 331) hadden van Gangelt en Laurens de Geer tijdens het leven van Nisselius ruim 4000 exemplaren van de Hebreeuwse bijbel in 8o als pand ter minne gekregen. Op 8-5-1664 sloten van Gangelt en de Geer een overeenkomst, waaruit men zou afleiden, dat ieder van hen een eigen aandeel van deze bijbels had. Van Gangelt beloofde de Geer een pak defecte bijbels te geven om in te lossen bijbels compleet te maken. Maar hij zou f 150. - aan de Geer betalen voor het ‘ene blad soo aan ieder van mijn grote bijbels mankeren, mits de Geer die zal maken te becomen van het sterfhuys’. De Geer beloofde zijn best te doen alle bijbels in te lossen, zodat zij ze alleen in handen zouden hebben ‘om die te beter te connen in prijs houden ende t'onser bijder profijte te vercopen’. Op 6-8-1664 sloten de erfgenamen van Nisselius een overeenkomst met de Geer en van Gangelt betreffende de Hebreeuwse bijbel in 8o. Zij zouden tegen betaling van f 800. - de ± 900 exemplaren groot of klein en de incomplete bijbels, vellen, prefatiën en titels, die nog onder de erfgenamen waren, krijgen en bovendien de bovengenoemde 4000 exemplaren mogen houden, waartegenover zij alle aanspraken, die ze op Nisselius hadden, tezamen f 10922. -, lieten varen. Op 6-9-1664 kwam hierop de goedkeuring van de Desolate Boedelskamer te Leiden en op 11-12-1664 kreeg Laurens de Geer een kwitantie voor de f 800. -, die hij persoonlijk betaalde, zoals uit een verklaring van 1-9-1664 ten behoeve van van Gangelt blijkt. Zij verkochten de exemplaren tezamen en kregen ieder naar rato van hun inbreng aan grote en kleine bijbels vergoed. (Deutzenhofje 331). In 1672 was dit niet meer het geval. De exemplaren, die van Gangelt toen nog over had, kwamen aan Deutz, die ze blijkbaar zonder enig contact met de Geer
verkocht. Ik neem aan, dat de prijs zeer gezakt was in verband met de verschijning van de nieuwe bijbel van professor Leusden bij Athias in 1667.
In 1677 kreeg Hendrik Wetstein de opdracht om de Hebreeuwse boeken van Athias en Nisselius te verkopen. De afrekening daarvan is bewaard in het copieboek van rekeningen (Deutzenhofje 304, 129-132). Uit de afrekening, die loopt van 11-8-1677-28-7-1681, is mij lang niet alles duidelijk. Ik zal echter het belangrijkste zoveel mogelijk weergeven. De opbrengsten van de boeken bedroegen in totaal over de jaren 1677-1680 f 1618.14.4. Men vindt hier uiteraard alle prijzen van verkoop, waarbij het enigszins verwarrend werkt, dat het Frankfortse geld en het Hollandse geld in dezelfde kolom genoteerd werden. Ik vermeld hier slechts de prijzen van de door mij besproken uitgaven. De bijbel van Nisselius bracht toen f 2.10. - op en de bijbel van Athias van Leusden f 8. -. Men vindt echter ook van bijna alle andere uitgaven van Athias, die in 1672 door van Gangelt aan Deutz werden overgedragen, de verkoopsprijzen. De onkostenrekeningen van Wetstein, die tal van merkwaardige posten bevatten, bedroegen in 1677 f 230.2.12 en van 1678-1680 f 715.3. -. Ik laat deze volgen, waarbij ik een enkel maal gelijksoortige posten combineerde:
Verschot en oncosten bij mij gedaen over de voors. boeken: voor de bael op Frankfort te packen f 5.8. -, licenten pasporten en vracht tot Harderwijck f 9.10. -, vracht van Harderwijck op Arnhem f 10.13. -, van Arnhem tot Ceulen f 27.15.8, van Ceulen tot Mayntz f 13.4. -, van Mayntz tot Frankfort f 5.7. -, voor briefporten en paesmisse 1677 f 1.8. -, aen de keyserl. comisaris voor het setten in de Frankforter catalogus f 12.17.4 (namelijk 1 Biblia Athias f 5.15. -, 1 Nisselii f 1.40, oncosten betaelt f 1.18 = Frankforts f 8.13 a 9% agio -.30, doet goet geldt f 7.43 en Hollandt f 12.17.4), int opreysen per Frankfort door ordre van d'heer van Gangelt met de Jood tot Cobelentz geschprooken en daerover om de compagnie te volgen oncosten gedaen f 2.13. -, 11-8-1677-24-12-1677 voor een vraght sleepens van d Hr. Deutz tot mijnent (en 3 ×) kruyen f 17.-. -, d'Hr. Deutz heeft gehadt 21-8-1677-22-11-1677 (volgen een aantal boeken, geleverd voor de bibliotheek van de heer Deutz ) f 13.19. -, D Hr. van Gangelt heeft gehadt (30-9-1677 verschoten aen d'overluyden van het boeckvercoopersgilt extraordinai te doen vergaederen om te versoeken haer consent tot het verkoopen van de Hebreyse hoope van Borrit Jansz f 3.10. -, 13-11-1677
| |
| |
volgens sijn ordre aen Sr. Melijn geleevert om aen Sr. Leonardt tot Brussel te senden 1 Biblia Athias f 8. -, 1 Biblia Nisselii f 2.10. -, 8 Biblia Spaenss f 32. -) f 46. -, Per mijne provisie van f 805.8. - (= bedrag van verkochte boeken in 1677) f 80.11. -; tezamen over 1677 f 230.2.12. D'heer Joseph Duyts debet aen h. Wetstein (volgen een aantal boeken, geleverd voor de bibliotheek van de heer Deutz) 11-5-1678-19-10-1679 f 29.19. -, d'heer Cristoffel van Gangelt debet 23-3-1679 aen de Kooperslaeger betaelt voor de copre plaet daer de tijtel tot de Hoogd. Hbr. folio bijbel op gesneeden is f 2.8. -, voort slijpen van dito plaet f 15. -, voorts voor sijn E gecoft in de Brake Grondt verscheyde Hebreeuwse hoopen ter somma van 975 f. daertoe sijn E mij gefourneert heeft 475 f. sulx bij mij betaelt f 400. -, voor mijne provisie voor 975 à 2% f 19.10. -, 9-4-1679 1 Hanause Tefilot 8o f 1.16. -, 22-7-1679 4 dito klijn 24o f 1.8. -, 4 dito Pools 8o f 6. -, 26-7-1679 1 Vie de l'Eveque de Munster en 1 Vie de mad. Tournon f 1. -, verder aen sijn E geleevert een briefje v. Jacob Levi van f 117.10. -, 6-6-1680 1 Biblia Nisselii 8o f 2.10. -, 1-10-1680 12 Psalt. Ebr. Lat. 24o f 9. -, 2-10-1680 1 Frans bijbeltie 18o f 4. -, per tien Gomasims als hier voor f 15. -, provisie van f 1043.9. - a 10% (bedrag over verkochte boeken in 1678-1680) f 104.7. -; tezamen over 1678-1680 f 715.3. -.
Ik neem aan, dat zowel het onderhoud te Koblenz als de onkosten voor de koperen plaat, die hiervoor genoemd zijn en ten laste van van Gangelt werden gebracht, in verband met de Jiddische of Hoogduitse bijbel van Athias geschiedden.
Een losse rekening van 12-5-1686 van H. Wetstein over verkochte boeken geeft geen specificatie van zijn uitgaven voor Deutz en van Gangelt, zodat ik er niet verder op inga. (Deutzenhofje 335). Verdere algemene afrekeningen zijn niet bewaard, wel enkele losse stukken en uiteraard ook de gegevens in de boeken. In maart 1688 schoot H. Wetstein f 8.6. - voor ‘wegens de tytels tot de Hoogd. Ebreuse bijbel, die vermist waeren en herdrukt souden worden’. (Deutzenhofje 301). Dit geschiedde uiteraard met het oog op de veiling, die van het restant van de boeken zou worden gehouden. Een aantal stukken hieromtrent zijn bewaard. Ik hoop er nader op in te gaan in een artikel in de Studia Rosenthaliana, derde aflevering, die in januari 1968 zal verschijnen. Hier wil ik slechts de kavels van werken noemen, die in het voorgaande herhaaldelijk ter sprake zijn gekomen. No. 1 bestond in 2500 Hoogduitse bijbels, die aan Jochem Hirsch, Wetstein en van Daalen werden verkocht voor resp. 10½ à 6 st. per stuk, terwijl Claes Burgers een stapel deffecten voor f 14.15. - kocht. Van de bijbel van Nisselius waren nog 2296 klein en 415 groot papier over (no. 2 en 3). Er waren een groot aantal kopers voor resp. 7¼ à 6 st. per stuk. Hieruit is al duidelijk, dat niet alle boeken van Athias afkomstig waren; toch werd de opbrengst van de veiling geheel op diens rekening van boeken genoteerd. Of no. 14-16 van Athias afkomstig waren, kan ik niet zeggen. No. 14 bestond in 207 exemplaren van de Replique van Girac à Costar, 8o, die voor 1¼ st. door van Daalen werden gekocht. No. 15 bestond in 300 exemplaren van Glaseri Catechismus practicus, Neerduyts 8o. Er waren voor resp. 2⅛ à 1⅝ st. een groot aantal kopers. No. 16, een hoop Etymologie des proverbes Français, werd voor f 2.18. - gekocht door een onbekende koper. No. 18,
Engelse bijbels 12o 3 pakjes, werden door Antony van Roon, met de wed. Swart als borg, voor f 51. - gekocht. No. 19 en 20, dito bijbels beschadigd en dito defecten, 1 pakje en 3 pakken, werden voor f 18. - tezamen door van Daalen gekocht. No. 21, Engelse bijbels compleet in 6 hoopen, werden voor f 18. - door van Daalen gekocht. No. 22, verscheiden pakken van vellen uit de Biblia Ebraica van Athias de oude druk, werden voor f 30. - door van Daalen gekocht. No. 23, Kipour 8o bijna voldrukt, en No. 24, Arba Taanyot en Moadim, 8o mede onvoldrukt, werden voor f 270. - door van Daalen gekocht. No. 25, Verscheidene pakketten allerhande Latijns goed, werden door verschillende kopers tezamen voor f 23.1. - gekocht. No. 26, de Spaanse bijbel, werden door een groot aantal kopers voor resp. 20 à 13 st. gekocht. De totale opbrengst van de 30 nummers bedroeg
| |
| |
f 4142.5.12. De afslager betaalde daarvan f 2632. - aan de erfgenamen, daar de boekhouder Calckberner, die voor f 16. -, en Wetstein, die voor f 1080. - hadden gekocht, apart betaalden en bovendien nog het salaris van 10%, dus f 414.5.12, werd gekort. Uit het journaal van 17-3-1688, de dag van de veiling, blijkt dat Wetstein in tegenstelling tot de andere kopers, ten wiens huize de veiling was geschied, niet meteen contant, maar in 12 maanden mocht betalen. De prijzen waren stellig ook mede daarom zo laag. Na deze boekenveiling van 17-3-1688 vinden we in de boeken van Deutz nog slechts de volgende leveranties van boeken, die blijkbaar bij vergissing niet verkocht waren. Op 24-4-1688 betaalde Joseph de Jood, die op de veiling veel had gekocht en o.a. ook Thephilots, nogmaals voor 52 exemplaren daarvan à 17½ st. f 45.10. -. Op 3-6-1690 betaalde Abraham van Someren voor 99 defecte Hebreeuwse bijbels bij de hoop f 425. - (een opsomming hiervan Deutzenhofje 340), op 10-1-1691 f 9.9. - ‘voor een packie defecten die door Hend. Wetsteyn sijn gedaan drucken om de bijbels compleet te maken’, op 31-1-1691 f 486. - voor 13½ riem groot imperial papier. Van Wetstein kwamen van de restanten in Frankfort nog f 479.14. - binnen. In totaal was bij de laatste afrekening in 1698 f 27575.6. - van verkochte boeken ingekomen, waartegenover uiteraard ook nog onkosten stonden.
Naast boeken werden door van Gangelt in 1672 ook papieren in onderpand gegeven. Blijkens de post op het grootboek ‘Pampier mij door Christoffel van Gangelt ter handen gestelt’ werd sedert 30-3-1672 hiervan door Deutz verkocht en kwamen sedert 15-11-1672 betalingen voor het verkochte papier binnen. Op 31-12-1679 werd deze post afgesloten. In totaal was f 38495.14.8 in mindering op de schuld van van Gangelt gebracht. De opbrengst van het beleende papier was enige honderden guldens hoger, maar daartegenover stonden wat onkosten en kortingen. Daar het papier vrijwel nooit contant werd betaald, werden voor de kopers posten op het grootboek geopend. Deze zal ik nog opsommen. Hier wil ik slechts vermelden, dat een enkel maal het beleende papier nog via de aparte rekening van van Gangelt werd verkocht, o.a. 18-3-1672 290 riem voor f 1595. - aan Levinus en IJsbrand Vincent (betaald 18-3-1673) en 30-3-1672 300 riem voor f 780. - aan juffr. Stam (betaald 18-3-1673), die blijkens een betaling 21-1-1673 van f 780. - op de aparte rekening van van Gangelt al eerder van hem vermoedelijk een zelfde hoeveelheid van dit papier had gekocht. Op 28-9-1673 werd een veiling van het papier gehouden, waar Deutz zelf voor f 683.17. - inkocht. Hiervoor werd een aparte grootboekpost geopend, die op 31-1-1691 met f 36.17. - verlies werd afgesloten. De opbrengst van de veiling, die op 8-11-1673 binnenkwam, was met uitzondering van het door Deutz zelf gekochte f 10841.12. -. Opgaaf van de kopers vindt men bij de rekening van het papier (Deutzenhofje 304, 16-18): Vincent Pietersz f 1505.1. - (328 riem), Andries Bergheyck f 528.14. - (93 riem), Gerrit Camerlingh f 444.6. - (79 riem), Isaack Meleyn f 130.10. - (30 riem), Abel van der Storck f 359.5. - (79 riem), Michiel
de Groot f 875.15. - (177 riem), Hendrick Corff en Gijsbertz f 2666.12. - (470 riem), Casparus Lootsman f 736.19. - (161 riem), Christiaan Coninghsvelt f 746.3. - (178 riem), Frans Franssen f 55.8. - (12 riem), Jaques Boursse f 152.16. - (28 riem), Gillis Joosten f 70.10. - (23 riem), Cajot f 557.5. - (120 riem), Abraham van Gaesbeeck f 260.17. - (63 riem), Joseph Athias en juffr. Schippers f 28.7. - (7 riem), Matthijs Hooghuysen f 203.5. - (25 riem), Jacobus van der Linden f 361.8. - (103 riem), Johannes d'Allée f 226.16. - (45 riem), Fred. Schulerus f 244.15. - (55 riem), Reynier Coutrier f 43.19. - (21 riem), Barent Schellinger f 88. - (22 riem), Jan Potgieter f 344.6. - (74 riem), Pieter Jacobs f 20.5. - (18 riem), Matthijs Winnekes f 130.10. - (30 riem).
Daarnaast vindt men op het grootboek nog een post ‘Pampier mij door Hendrik Wachtmans ter hand gestelt’, dat van jan.-april 1674 werd verkocht aan Jacob van Speeck en Michiel de Groot voor f 602.14. -, welk bedrag over werd geschreven in het credit van de rekening van papieren van van Gangelt.
| |
| |
Op 4-10-1675 werd een grootboekpost geopend ‘Christoffel van Gangelt rekening apart’. Opnieuw beleende van Gangelt bij Deutz papieren, waartegenover deze laatste steeds weer betalingen in banco voor hem deed. Twee schuldbekentenissen zijn bewaard gebleven, waarbij de stand van zaken van dat ogenblik werd vastgelegd. Van 4-4-1676 dateert de eerste voor f 8980.14. - bankgeld, geleend voor 12 maanden tegen 4% (in 1676 en 1677 nog 4 × vermeerderd, in totaal met ruim f 7000. -), van 6-9-1679 de tweede voor f 14295.8. - bankgeld, geleend voor 6 maanden tegen 4%, met als onderpand papier, dat nader opgesomd werd en op de zolder van Steffen van Schoonevelt op de Keizersgracht lag (Deutzenhofje 334 en 336). Ofschoon Deutz gerechtigd was om bij niet betaling na afloop van de bovengenoemde termijnen de papieren ten eigen bate te mogen verkopen, geschiedde dit niet. Dit blijkt uit de grootboekpost, die op 29-4-1688 afgesloten werd met een betaling van het saldo van f 3399.6. - aan Elias van Gangelt en Catharina Vrerix, diens vrouw, die procuratie hadden van hun vader en schoonvader Christoffel van Gangelt. Ik vermoed, dat nog meer papieren in onderpand waren gegeven. Van 24-2-1682 is een opgaaf bewaard van papieren, die door van Gangelt in het pakhuis van Deutz waren gebracht. Daaraan werden volgens een aantekening van van Gangelt nog toegevoegd 90 vellen van het boek de Drie Targums (één vel werd achtergehouden), waarvan de 540 riem papier een waarde van f 1350. - en de drukkosten van f 33. - per vel van f 2970. - vertegenwoordigden, tezamen dus f 4320. -. De totale waarde van papieren en bedrukte vellen bedroeg toen f 17784.7.7. (Deutzenhofje 338).
Gegevens betreffende de verkoop vindt men niet alleen in het grootboek en het journaal, maar ook in enkele andere boeken en in de losse stukken. Bijzonderheden daarover laat ik hier volgen.
In het copieboek van rekeningen (Deutzenhofje 304, 55) is een rekening opgenomen van ‘Pampier door mij aen van Gangelt beleent’. Op 19-12-1679 zond Deutz aan Pieter van Sittart te Londen 960 riem, op 26-3-1680 1070 riem en op 12-5-1680 760 riem. Blijkens afrekeningen van maart en april 1680 had van Sittart al eerder papier ontvangen en daarvan 1210 riem voor £ 398. - verkocht, terwijl hij 31-12-1680 en 13-3-1683 afrekeningen zond over de 2790 riem, die na aftrek van onkosten £ 635.4.10 opbrachten. Brieven van Deutz hierover vindt men in het copieboek van brieven (Deutzenhofje 280, 11, 28, 37, 58 en 59). Hieruit blijkt o.a., dat van Sittart een relatie van van Gangelt was en dat de verkoop naar de mening van Deutz veel te langzaam ging. De eerste van de brieven van 11-3-1681 neem ik over: ‘K heb den UE van 21/31 passado neffens de reckeninge van de vercochte papieren die soo sal doen noteren. Tot de vercoopinge van de resterend 1358 riemen gelieft alle devoir te doen, sonder eenige goede occasie te versuymen, hoewel wij ons niet cunnen inbeelden dat het parlement in faveur van Vranckrijck de negotie en het inbreng van der selver manufacturen soude toestaen. En dat al geschiedende soo werden doch geen papieren aldaer van dese deugt gemaeckt. Ick wenste d'selve hier gehouden hadt, want souder meer van gemaeckt hebben, als bij UE ten opsichte van al de swaere oncosten. Ick meende UE hadde tselve aen een drucker vercocht, tot drucken van Engelss bijbels in twaeleven, waervoor het expres gemaeckt is en tot 72 st. den riem alhier vercocht. Ick worde bericht als souden die van London en Oxfort tegens malkanderen drucken. UE gelieve daerop te letten om dese resterende aen den man te brengen, waertoe UE pausselijcke macht geve, vertrouwende mijn voordeel als eygen sult in acht nemer. UE antwoord sal onder couvert van Messr. Melijn of van Gangelt tegemoet sien en gelieft mij met enen te advyseeren of ickt restant van de reckeninge mach
trecken. Vale.’
Uit ditzelfde copieboek van brieven (Deutzenhofje 280) blijkt uit brieven van de erfgenamen van Deutz aan van Gangelt van 1-4-1684, 17-, 26- en 29-3-1685 en 5-4-1685 dat van Gangelt voortdurend betrokken bleef bij de verkoop van het papier. Zijn afwezigheid - hij vertoefde o.a. in Den Haag - belemmerde de gang van zaken, daar men zonder hem blijkbaar niet veel durfde ondernemen. Hij zou onder meer moeten bepalen, op welke termijnen het geleverde papier betaald moest worden
| |
| |
en welke prijzen men moest berekenen bij eerdere betaling. Voor de verkoop van het papier werd blijkens een brief van 26-3-1685 o.a. de makelaar Jacott ingeschakeld, die daartoe monsters van de aanwezige soorten ontving. Een brief aan Jan Ortt van 4-4-1685 bevat ook nog gegevens over de verkoop van het papier. Van de jaren 1683-1686 zijn een aantal biljetten bewaard, die betrekking hebben op de aflevering van het verkochte papier (Deutzenhofje 301).
Tenslotte zal ik de grootboekposten, die betrekking op papier- en boekhandel hebben, bespreken en die, zo nodig, verduidelijken met de gegevens uit memoriaal of journaal, welke echter van juli 1671-dec. 1674 beide ontbreken; voor de leveranties van papier vindt men nog bijzonderheden in het copieboek van rekeningen omtrent korting etc.
Borrit Jansz Smit (ik noem hem als boekverkoper, hoewel het een ander artikel betreft) beleende 3-4-1666 362 stukken lijwaten voor f 12000. - tegen 1/2% per maand, die in mei 1667 door neef van Schoonevelt werden afgerekend.
Joris de Visscher, die enige jaren met Pieter Domna in compagnie handelde, vinden we van 20-5-1669-16-1-1670 op het grootboek, echter vermoedelijk met andere zaken dan papier.
Hendrik Wachtmans (geb. Amsterdam 1638/39, ondertr. kerk 27-4-1669 Elsien de Soor, geb. Wezel 1638/39; blijkens het kohier van 1674 woonde het echtpaar in de Gouwenaarssteeg), de knecht van van Gangelt (KS 306) krijgt 16-11-1669 een eigen post op het grootboek, die op 15-6-1674 werd afgesloten. Daarnaast had hij van 25-4- tot 10-12-1672 een rekening apart, waar men op de creditzijde in totaal f 2500. - voor verkocht papier vindt. Ik noemde al het papier, dat hij bij Deutz beleende. Deze betaalde hem blijkens het grootboek in ieder geval reeds van 1-7-1668 af en vermoedelijk tot 1674 toe een salaris van f 315. - per jaar. Door het ontbreken van memoriaal en journaal is het niet mogelijk uit te maken, hoe de verhouding van Wachtmans tot van Gangelt en Deutz precies was. Op 15-6-1674 kwam op de rekening van papieren van van Gangelt f 6317.1. - binnen ‘per diverse uyt de pampieren bij Hendrik Wachtmans ontf.’ Voor zover ik kan nagaan, betekende dit het eind van de directe relatie. Nog eenmaal vinden wij hem als een van de vele kopers van boeken van Athias: op 11-11-1686 kocht hij 50 Hebreeuws-Duitse psalmboeken voor 18 st. per stuk met 1% korting, zodat het totaalbedrag f 44.11. - werd. Daar hij dit pas op 10-8-1689 voldeed, verviel de korting en betaalde hij de volle f 45.-.
Lucas van Coppenole kocht van 15-11-1672-23-10-1673 1003 riem voor een totaal van f 4541.12.8, die hij van 25-11-1672-5-12-1673 betaalde, waarbij hij echter 6 riem teruggaf.
Levinus en IJsbrand Vincent kochten van 31-12-1672-4-1-1674 262 riem van verschillende soorten voor een totaal van f 1427.14.8, die zij van 31-12-1672-20-2-1674 betaalden (de eerste betaling, van f 255.8.8 geschiedde namens hen door van Gangelt).
Cornelis Willemsen te Wormerveer kocht 28-2-1673 40 riem voor f 151. -, die hij 5-3-1673 betaalde.
Corff en Gijsbertz kochten 28-2-1673 en 9-3-1673 31 riem voor f 385.12. -, die zij 14-3-1673 betaalden.
Dirck Symensz kocht 9-3-1673 190 riem voor f 653.19. -, die hij 15- en 18-3-1673 betaalde.
Hendrick van Esch kocht 9-3-1673 42 riem voor f 173.15. -, die hij 31-3-1673 betaalde.
De weduwe van Theunis Jacobsz Lootsman kocht 9-17-3-1673 279 riem voor f 1299.4. -, die zij 14-3-19-4-1673 betaalde.
Jacobus Scheltus kocht 11-3-8-11-1673 251 riem voor f 1254.10. -, die hij 31-8-1673 en 13-8-1674 betaalde met f 3.18.8 als interest voor nabetaling.
Jan Hendricksen kocht 13-3-1673 111 riem voor f 288.12. -, die hij 21-3-1673 betaalde.
Jan van der Poll kocht 22-3-1673 63 riem voor f 315.15. -, die hij 12-5-1673 betaalde.
| |
| |
Frederik Schulerus kocht 25-4-22-11-1673 380 riem voor f 1773.5.8, die hij van juni-dec. 1673 betaalde.
Gillis van Hoven (die in 1661 een post op het grootboek had in zake een bodemerijbrief op een schip naar Groenland) kocht 25-4-1673 12 riem ‘fijn arentie’ voor f 45. -, die hij 8-3-1674 betaalde.
De weduwe van David Raket kocht 24-6-1673 60 riem voor f 289.11.8 en 2-9-1673 100 riem fijn voor f 482.12.8, die zij resp. 5-8- en 7-11-1673 betaalde, de laatste met f 4.-.8 korting.
Gerrit Willemssen kocht 27-7-1673 46 riem voor f 147. - en 16-9-1673 30 riem voor f 114.7. -, die hij resp. 5-8- en 21-10-1673 betaalde.
Reynier Coutrier kocht 7-8-1673 230 riem voor f 795.11. -, die hij 3-2-1674 betaalde.
Vincent Pieters kocht 11-11-1673 116 riem voor f 556.16. -, die hij 1-12-1673 betaalde.
Samuel Imbrecht kocht 2-1-1674 81 riem voor f 384.4. -, die hij 12-1-1674 betaalde.
Jacob van Speeck kocht 15-1-1674 15 riem voor f 196.10. -, die hij 12-2-1674 betaalde (als transactie, die buiten het grootboek omging, kan ik van het journaal van 2-3-1678 noemen op het debet van de rekening apart van van Gangelt f 1800. - banco aan Jacob van Speeck, welke hij beloofd heeft te restitueren uit het provenu van de papieren, die hij nu lost uit het schip St. Jan schipper Springer, wat niet op deze post gebeurde, zodat ik de datum niet ken. Voortdurend vindt men zijn naam bij financiële transacties in de boeken en papieren).
Jacobus van der Linden kocht 15-1-1674 61 riem fijn conte voor f 280.12. -, die hij 3-2-1674 betaalde.
Joannes Wagenaar kocht 25-1-1674 6 riem voor f 15. -, die hij 2-5-1675 betaalde.
Michiel de Groot kocht 29-1-1674 168 riem voor f 751.16. -, die hij 31-1-1674 betaalde.
Joseph Athias en de wed. Schippers kochten 9-2-1674 1064 riem voor f 2610. -, die zij op 9-2-1674 met f 1305. -, 11-4-1674 met f 600. - en 4-5-1674 met f 705.4. - betaalden; op 9-8-1675 83 riem fijn groot It. post voor f 332. -, waarvan voor prompte betaling f 3.6. - zou worden gekort, maar die op 17-6-1676 werden teruggegeven onder pretext, dat ze beschadigd waren; op 25-7-1684 224 riem voor f 448. -, te betalen op 6 maanden, die zij op 20-12-1686 betaalden. (Vermoedelijk stond dit ook in verband met Engelse bijbels. Van 25-6-1674 is een acte bewaard voor not. van Eversdijck, waarbij Martinus Larbé, Jan de Bus, Jan Steenkooper, Petrus Lindenberg, Philippus de Smit en Joost Jegers, knechten in de boekdrukkerij van Athias, met hem een overeenkomst sluiten. Zij zullen daar of elders voor hem tot 1-4-1675 Engelse bijbels of andere werken drukken en zullen van hem zoveel werk krijgen, als ze naar redelijkheid dagelijks kunnen afdoen. Zij mogen niet voor anderen werken en geen dagen wegblijven zonder consent van Athias. Voor iedere riem, bestaande in 22 boeken papier, zullen ze voor Engelse bijbels in 12o 12 st. en voor Engelse bijbels in decimo of 8o 14 st. ontvangen, wanneer ze 5 dagen per week werken (maandagmorgen tot vrijdag bij het begin van de sabbath); wanneer iemand de zaterdag erbij werkt, zal die per riem, die hij verwerkt, 1 st. minder hebben, dus resp. 11 of 13 st. ‘mits dat sij gehouden sullen sijn goet leverbaer werk te maeken’. Bij slecht werken zal Athias hen alleen mogen ontslaan na arbitrage van een van de meesterknechten of oudste gasten van 't werk. (N.A. 4399). De zaken, die van Gangelt met de wed. Schippers en Athias bleef doen, vallen uiteraard buiten het bestek van de boeken van Deutz. Een enkel maal blijkt er echter iets van, doordat betalingen op de
rekening apart van van Gangelt binnenkwamen. Zo vindt men op het journaal van 19-1-1677 f 1500. - voor een assignatie, die van Gangelt Deutz had gegeven, op de wed. Schippers en Athias, vervallen op 20-12-1676, waarvan f 913.1. - betaald was door een wisselbrief op Gerard van der Vluin (De Rotterdamse afnemer van Engelse bijbels!) aan Daniel van der Hey en f 586.19. - per cassa. Op 12-5-1677 volgden weer f 1500. - per cassa voor een assignatie vervallen op 20-4-1677. Op 19-10-1677 volgden f 1100. -
| |
| |
per cassa op een assignatie van f 1500. -, vervallen 20-8-1677, de resterende f 400. - kwam op 20-11-1677 van de wed. Bruin namens de wed. Schippers binnen. Tenslotte volgde op 29-1-1678 nog f 600. - van Steven Swart voor een assignatie van f 1383.12. - op de weduwe Schippers en Athias. In ieder geval staat hierdoor vast, dat van Gangelt ondanks zijn slechte financiële positie voorschotten, waarschijnlijk in de vorm van papierleveranties voor de Engelse bijbels, aan de wed. Schippers en Athias bleef doen.).
Isaac Melijn (die in 1669-1670 een post op het grootboek had betreffende andere zaken en ook elders vaak wordt genoemd) kocht 24-5-1674 24 riem voor f 75.12. -, die hij 31-12-1674 betaalde. (Als transactie, die buiten het grootboek omging, kan ik van 20-4-1678 noemen op het debet van de rekening apart van van Gangelt f 1600. - van Isaac Melijn, die 400 riem van de zolder van Schoonevelt heeft afgedaan en rekening zal doen aan van Gangelt).
Pierre le Grand, die aanvankelijk boekverkoper was, vinden we van 5-3-1676-29-9-1677 op het grootboek, echter met andere zaken dan papier.
Apolonia Cockarts te Rotterdam kocht van 5-3-1677-7-5-1678 verschillende soorten papier voor 176.11. -, die zij betaalde van 12-3-1677-11-5-1678, waarbij o.a. als betaling 2 riem papier voor het kantoor van Deutz, voor f 10. - gerekend, op 9-2-1677. (Bij de papieren van Deutz (Deutzenhofje 332) bevindt zich een extract uit de boeken van Willem Cockarts, papierkoper en zwager van van Gangelt en Isaac Meleyn (zie aldaar), met aantekeningen over de balans van 31-12-1671, die met uitstaande schulden van ruim 300 personen (waarbij o.a. Christoffel van Gangelt met f 4578.15.8, Gasper van Gangelt met f 8.15. -, Johannes van Gangelt met f 44. - en Cornelis Meleyn met f 5.10. -) op f 61804.13. - komt en met ‘discord om op de boeken na te zien’ op f 5833.19.8, waartegenover op de balans van 30-11-1671 Gasper van Gangelt met f 748.13. - en Christoffel van Gangelt met f 66314.3.8 crediteuren zijn, waarbij nog van de verkoop van 123 riem papier in december 1671 f 575.16. - komt).
Daniel Elsevier kocht 5-3-1677 50 Hebreeuwse bijbels van Athias voor f 350. -, op 8-4-1679 48 voor f 336. -, die hij 8-4-1679 met f 608.6. - contant en f 77.14. - in de vorm van boeken, door hem aan van Gangelt geleverd, betaalde; 22-1-1680 kocht hij 24 van deze bijbels en 20 Spaanse bijbels voor f 218. -, 1-5-1680 nogmaals 24 bijbels voor f 168. -, waarvan de administrateuren van zijn boedel op 17-9-1685 f 250. - betaalden. Van de resterende f 136. - werd bij de afsluiting van het grootboek in 1698 genoteerd ‘niets van te hopen’.
De weduwe Schippers kocht 19-10-1677 250 Engelse bijbels van 12 st. voor f 150. - en 4-1-1678 7500 voor f 4500. -, die zij op 4-1-1678 betaalde per cassa, zij zelf f 2350. - en Paulus van Uchelen f 1300. -, en met 2 atlassen van Blaeu, gerekend voor f 1000. -, welke laatste Deutz bij zijn bibliotheek voegde. (Athias had aan deze aankoop geen deel, hoewel in principe volgens de overeenkomsten tussen hem en de weduwe de handel tezamen werd gedreven. Ik kan daarvan nog noemen een verklaring van hen beiden van 28-1-1682 voor not. Akerboom, dat ze volgens hun contract met William Wricht te Londen voor diens rekening op 5-12-1681 op het schip de ‘Blessing’ 6 balen met Engelse bijbels hadden geladen, gemerkt met hun merk JSA, voor een waarde van ± f 6000. -, welk schip bij Texel was gestrand. Zij aanvaardden de geborgen goederen namens Wricht, die ze echter maar voor f 1200. - bekend had gemaakt. (N.A. 4038, 56). Dat van Gangelt niet hun enige papierleverancier was blijkt uit een acte van 22-9-1678 voor not. Tixerandet (N.A. 3685, 257), waarbij Athias verklaarde f 2799.2. - schuldig te zijn aan Cornelis Noorman voor 1217 riem papier, te betalen binnen 3 maanden, waarvoor de wed. Schippers borg stond. Op 24-1-1679 werd deze acte geroyeerd, daar de betaling was geschied).
Hester de Weer, weduwe van Johannes van Someren, kocht op 8-4-1679 25 bijbels van Athias en 25 van Nisselius voor f 275. -, die zij 10-2-1680 betaalde. Daarna kocht zij tot 22-11-1684 geregeld
| |
| |
bijbels van Athias, die in prijs van f 7. - tot f 6. - en later weer f 6.6. - daalden, in totaal voor f 3714.14. -, die zij betaalde tot en met 28-2-1688, o.a. in de vorm van boeken en door de boekverkoper Boom. Bij de laatste betaling kreeg zij f 31.10. - korting, daar zij bewijzen kon, dat Deutz haar die had toegezegd. Op 22-5-1685 kocht zij 838 bijbels van Athias tegelijk voor f 5. - per stuk, in totaal f 4190. -, die zij 5-6-1685 betaalde.
Salomon Israel, Hieronymus van Dreling en hun borg Philip de Mouson kochten op 20-11-1680 1831 Pools Hebreeuwse Thefiloth, zijnde Joodse gebedenboeken in 8o, in 40 pakken, à 30 st. per stuk, 1420 kleine Joodse gebedenboeken in 24o à 10 st. per stuk en 120 stuks van de vijf boeken Moses in 4o à 24 st. per stuk, bestaande in 4 pakken, tezamen voor f 3600.10. -, te betalen binnen een jaar, die 8-12-1681 door Philip de Mouson werden betaald. Het contract voor not. Lock van 19-11-1680 is bewaard bij de papieren van Deutz (Deutzenhofje 337, zie ook N.A. 2259). Daaruit blijkt, dat Salomon Israel en Philip de Mouson te Amsterdam en Hieronymus van Dreling te Samouse woonden. Israel en van Dreling beloofden nooit enige actie of refactie te zullen maken of pretenderen wegens misdruk of oncompleetheid. Bij het contract is een briefje van Philip de Mouson van 19-11-1680 voor Deutz met het verzoek de bijbels aan zijn pakkers of toonder af te geven.
Johannes Leusden kocht 23-9-1681 24 Hebreeuwse psalters voor 12 st. per stuk, tezamen f 14.8. -, die hij 30-4-1682 betaalde. Blijkens het journaal betaalde hij toen ook 32 ducatons of f 100.16. - voor 16 Hebreeuwse bijbels van Athias van f 6.6. - per stuk, welke post niet op het grootboek werd gebracht, daar deze contant betaald werden. (Uit het copieboek van brieven blijkt, dat hem op een brief van 23-8- op 6-9-1681 was bericht, dat de bijbels f 7. - per stuk waren. Op een brief van 10-9- met erbij 32 ducatons zond men hem op 23-9-16 bijbels en 24 Hebr.-Lat. psalters, die voor 14 à 15 st. verkocht werden, maar hem voor 12 st. werden berekend. Op 10-9-1682 zond men hem na ontvangst van 32 ducatons nogmaals 16 bijbels, die uiteraard ook niet op het grootboek werden vermeld. (Deutzenhofje 280, 28 en 46). Reeds op 29-10-1678 was blijkens het journaal f 60. - van professor Johannes Leusden binnengekomen als betaling voor 10 bijbels, die hij had gehouden van de 12, welke hem op 23-8-1677 waren gezonden. Toen werd geen grootboekpost geopend. Dit geschiedde blijkbaar min of meer willekeurig al of niet).
Gerret Huygen kocht 28-5-1682 50 Hebr. psalters voor f 85. -, die hij 27-6-1682 betaalde.
Hendrik Wetstein, die zoals ik reeds vermeldde, sedert 1677 belast was met de verkoop van de boeken, kreeg pas op 28-10-1682 een eigen post op het grootboek. Naast zijn bemoeiingen daarvoor, blijkt dat hij 31-3-1683 25 bijbels van Athias kocht voor f 157.10. -, die hij 17-7-1684 betaalde en verder in 1685, 1686 en 1688 in totaal 848 riem papier voor f 2776.6. -. De laatste afrekening met hem vond op 11-3-1693 plaats en wel over een totaal bedrag van f 6045.18.-.
Samuel Benedict, Georgio (zie KS 1148) kocht 2-6-1684 120 riem voor f 378. -. Op 16-3-1688 werd deze som afgeschreven op het debet van de rekening apart van van Gangelt, daar Benedict was ‘vertrokken en niet te vinden’. De verkoop was dus geschied voor het risico van van Gangelt (zie ook Marquette 761).
Henry Desbordes kocht 20-8-1684 200 riem en 15-3-1685 40 riem tezamen voor f 840. -, die hij betaalde van 21-2-14-8-1685.
Abraham Troyel kocht 20-10- en 23-11-1684 telkens 50 riem voor f 350. - tezamen, die hij 10-12-1684 betaalde. (Op 23-11-1684 berichtte Deutz hem de verzending van de tweede partij van 50 riem (Deutzenhofje 280): ‘daervan heb mijn assignatie op UE gepasseert te betalen aen Gallof van Maerle, ick versoeck de selve te betaelen’).
De weduwe Swart kocht 11-4-1685 152 riem voor f 349.12. -, die zij 26-11-1685 betaalde.
Tenslotte wil ik nog wijzen op de verschillende posten van van Gangelt op het grootboek. Het
| |
| |
heeft geen zin hier alle betalingen, die daarop vermeld staan, weer te geven, vooral ook omdat betalingen van boek- en papierverkopers voornamelijk voorkomen in de periode dat memoriaal en journaal, die meer bijzonderheden geven, beide ontbreken. Ik zal hier daarom alleen de namen, die van 1672-1674 voorkomen, noemen: Frederik Stegman, Daniel Elsevier, Jan van Someren voor Jan van Waesbergen, Jan van Ravesteyn, Levinus en IJsbrand Vincent, Christiaen Coningsvelt en Meyndert van den Burgh, Jan van Waesbergen, Juffr. Stam, Michiel de Groot en nog enige anderen, die ik reeds elders noemde. Op 12-8-1679 vindt men nog een bedrag van f 499.11. -, dat ingekomen is op de rekening apart van van Gangelt voor een assignatie van Andries Bergheyck voor papier. Bergheyck stond reeds veel eerder in nauw contact met van Gangelt, zoals o.a. blijkt uit memoriaalposten van 5-4-1661 en 9-5-1663.
Vooral ook uit de oudste memorialen zullen meer dergelijke relaties met andere papierkopers en gegevens omtrent de handel met Bordeaux, Angoulême etc. te vinden zijn. Hetzelfde geldt voor het bankboek en het kasboek etc. van Deutz, waarop ik evenmin uitvoeriger in kon gaan. Ik geef hier als voorbeeld enkele gegevens omtrent de makelaar Domna. Van 25-7-1686 dateert een briefje van Levinus Vincent aan de erfgenamen van Deutz: ‘Gelieven te laten volgen aan den thoonder deses den makelaar Domna de resterende van de klene drukmedianen, zoo van UEd. door den zelven makelaar gekogt hebben’. Uit het journaal van 16-3-1688 blijkt, dat Pieter Domna toen een veiling van het papier, dat over was, in de herberg de Beurs hield. Hij hield zijn courtage en het afslaggeld, tezamen f 180.6. -, op de rekening die hij indiende af.
Op 11-1-1687 kocht van Halmael - vermoedelijk Jan Otto, die ik reeds eerder noemde - 50 psalmboeken Hebreeuws Latijn voor f 35. -, zoals uit het kasboek blijkt (Deutzenhofje 306).
‘Monsieur Vincent brenger deses heeft noodig een riem groot mediaen tot drucken, kan UE. hem daermet gerieven, ick stae voor de betalinge Amst. 23 Juny 1684 C. van Gangelt’. ‘Mons. Cristoffel van Gangelt gelieft te betalen aan Jacobus van Dijck de somme van 5 gl. 10 st. voor een riem groot druck mediaan UE. gelevert 23 Juny 1684 tsal UE jegens mij valideren Amsterdam 20 nov. 1684 L. Vincent’ (‘de inhout met resconte ontf. 3 aug. 1686 Jacob van Dijck’). (Deutzenhofje 301).
|
|