Domna (Pieter) 1651/52-1707
Geb. Ried 1651/52, st. 14-, begr. Zuiderkerk 18-10-1707 (1ste kl.), zoon van Dionisius Domna, predikant, en Elisabeth Sarragon(s), ondertr. kerk 4-3-1677 Maria van Lindt, ged. Nieuwe Kerk 7-2-1649, begr. Zuiderkerk 22-5-1709 (1ste kl.), dochter van Hendrick van Lint, medicinae doctor, en Elisabeth van Beringhen.
Vermoedelijk zijn de broers Tjallingh en Pieter Domna door bemiddeling van hun stiefmoeder Flora Helt (ondertr. te Amsterdam 17-8-1656 hun vader) in de papierhandel gekomen. Zij was de tante van Margarita Purmerent, de vrouw van Lucas van Coppenole. Op 14-4-1676 gingen Joris de Visscher en Petrus Domna voor not. van Loosdrecht een compagnieschap aan ‘van de negotie oft handelinge van papieren’, die reeds op 1-1-1676 was begonnen, voor 10 jaar. De Visscher verstrekte daartoe f 6000. -, Domna zijn ‘kennisse, industrie en arbeydt’. Domna zou de directie en administratie voeren, waarvan Visscher steeds inzage zou moeten hebben. Voor zijn onderhoud zou Domna een nog te bepalen voorschot krijgen, dat afgetrokken zou worden van zijn helft van de winst. Van later in te leggen gelden zou 4% interest worden betaald. Bepaald werd, ‘dat geen van beyden de compagjons directel. noch indirectel. sal mogen handelen, ofte doen handelen, nochte in factorye sigh laten employeren in eenige negotie van papieren buyten de voorn. comp.’ Belasten en bezwaren van de compagnie zou alleen mogen geschieden met beider instemming. (N.A. 1988, 668). Op 16-7-1676 gaf Petrus Domna een procuratie voor deze notaris (N.A. 1986, 153vo). Op 25-7-1682 kreeg hij octrooi van de Staten van Holland op een middel, dat hij had uitgevonden ‘Om Francose ende andere uytlandtse ongelijmde papieren hier in onse lande wit, gladt ende vast te lijmen soodanig ende beter als deselve uyt Vranckrijck quaamen’. Op 6-8-1683 werd hij tot makelaar benoemd, wat hij tot zijn dood toe bleef. Op 2-11-1684 kreeg hij fiat van schepenen tot het verkopen van een partij boeken, die hij als pand ter minne van David Ruarus had gekregen (R.A. 760, 9; zie ook KS 662). Herhaaldelijk adverteerde hij in de Amsterdamse Courant: op 9-12-1687 een veiling van papier op 13-12- in de Warmoesstraat in de Beurs, op 9- en 11-3-1688 een veiling op 16-3-ten huize van Jan de
Haas in de Warmoesstraat in de Beurs van een considerabele partij Frans schrijf- en drukpapier, op 16-3-1688 een veiling op 18-3-van ‘een partij Hoogduytse bijbels in Hebreeuse letters’, op 16-9-1690 uit de hand te koop een ‘wel geconditioneerde witte papiermoole, staende een quartier uurs buyten Leyden op de Vrouwe Vaart’ etc., op 27-11-1694 een veiling op 7-12-ten huize van de wed. Arent Leeuwenburg in de Nes in de Brakke Grond van Italiaans papier, op 16-12-1698 een veiling op 17-12- in de Brakke Grond van schrijfpapier, op 18-3-1704 tezamen met Simon Boom een veiling op 19-3- in de Nes in de Brakke Grond van 7000 riem Frans drukpapier, op 10-1-1705 tezamen met Tjalling Domna een veiling op 20-1-ten huize van Barent Nieuwenhuys in de Nes in de Brakke Grond van 5000 riem Franse schrijf- en drukpapieren en op 13-3-1706 tezamen met Tjalling Domna een veiling ten huize van Willem Pier in de Dijkstraat in de Oude Burg van een partij Franse schrijf- en drukpapieren. Op 4-3-1688 gaven schepenen fiat op het rekwest van Pieter Domna om een partij van 5000 riemen schrijf- en drukpapier, uit zee gekomen, te mogen verkopen, na advies ingewonnen te hebben van het grootkramersgilde, mits echter niet minder tegelijk verkopend dan 50 riem (R.A. 692, 53). Op 18-8-1707 maakte het echtpaar een testament voor not. Backer (N.A. 4648, 747). Een zoon Hendrik, ged. Nieuwe Kerk 26-8-1679, stierf ongehuwd en werd 2-9-1704 in de Zuiderkerk begr. (2de kl.). Het gezin woonde toen in de Anthoniesbreestraat bij de Snoekjessteeg en bleef daar gevestigd. Volgens opgaaf van Enschede (pag. 111) woonde hij in 1676 in de ‘Fransche Papiermolen’ en in 1685 en 1688 in de Plantage.