271). Op 22-8-1701 verklaarde Thomas Barst voor not. Servaes ten verzoeke van Wilhelmus Barst, wonende buiten Arnhem op St-Jansbeek, dat Thomas op 10-6- en 28-8-1697 verschillende partijen schrijfpapier had ontvangen, waarop de naam van Wilhelmus stond, ‘als in desselfs moolen sijnde gewerkt’, welk van vergane stof gemaakt moest zijn, daar het veel slechter was dan hij gewoonlijk van dit soort ontving, zodat hij het veel goedkoper had moeten verkopen. Paulus Stegman verklaarde daarop, dat uit zijn boeken bleek, dat hij dit voor deze prijs had gekocht. (N.A. 4987, 267). Op 2-5-1716 benoemde de weduwe van Thomas Barst haar dochter Anna en zoon Jan tot erfgenamen en haar zoon Engelbertus alleen in de legitieme portie (N.A. 6099 not. Schabaalje). Op 21-6-1719 werd een inv. opgemaakt voor not. van Geuns, waarbij de activa getaxeerd werden op f 15050. - (o.a. de helft van het huis op de Nieuwezijds Achterburgwal, waar het echtpaar had gewoond, ‘het water en gront waerop een pampiermolen staat leggende op de Veluwe onder de banne van Heerden, dat bij Sebus van den Beeck pampiermaker bewoont wert en waerin hem van den Beeck den opstal toekomt’ f 3300. -, de helft van een tuin en huizing te Olst), de passiva op f 700. -. Op 26-6-1719 volgde voor not. van Geuns de scheiding, waarbij ieder van de drie kinderen een gedeelte ter waarde van f 4783.7. - ontving en het bovengenoemde water en de grond te Heerden aan Engelbertus Barst kwam. (N.A. 6373, 82 en 84). Het huis werd 28-6-1747 na de dood van Anna Barst verkocht (Kw. 5 Q, 226vo).