De Amsterdamse boekhandel 1680-1725. Deel 4. Gegevens over de vervaardigers, hun internationale relaties en de uitgaven N-W, papierhandel, drukkerijen en boekverkopers in het algemeen
(1967)–Isabella Henriëtte van Eeghen– Auteursrechtelijk beschermdAdressen1644 en 1646 achter of aan de Nieuwe Kerk, bij 't Groot-School in 't Nieuwe Testament (KS 814 en dr. U.B.A.), 1664 idem (dr.), 1667 op de Dam in de Mercurius, 1674 idem (D.T.B. 500, 28) 1680 achter 't Stadhuys in Mercurius, 1681 Nieuwezijds Voorburgwal (etc. als voren), 1687 Oudezijds Achterburgwal het tweede huis van het St. Jorishof (KS 817). | |
Boekhandel en drukkerij10-7-1644 gildelid als boekverkoper. 1681, zie contract drukkers. | |
UitgeverijVan 1644 tot 1680 verscheen een groot aantal uitgaven met zijn naam, vrijwel uitsluitend in het Holl., een enkele in het Latijn of Frans. Aanvankelijk is zijn naam op het adres Cornelis Jansz of Jansen, pas sedert 1667 Cornelis Jansz Swoll. Begonnen met de uitgaaf van toneelstukken, kreeg hij 20-12-1652 privilege voor 't Vermeerderde leven en bedrijf van Frederik Henrik, een werk van A. Montanus, dat in 1653 twee drukken beleefde. Zijn laatste uitgaaf in boekvorm was ook van deze schrijver, Oud en Nieuw Oost-Indien, dat met privilege van 23-11-1680 voor Swoll nog in 1680 verscheen (zie ook Nieuwsblad v.d. boekhandel 1910, 423 etc.). Uitgaven van 1663 en 1664 hebben achterin de vermelding ‘Gedruckt bij Paulus Warnaer, in Haentjen-hoeck-steegh.’ (U.B.A.). | |
Courantendrukkerij en -uitgeverijMet uitzondering van een deel van de Nouvelles Contes van de la Fontaine van 1676 (Brunet Suppl. I 752) vindt men geen Franse boeken met zijn naam, echter wel Franse couranten, die gedeeltelijk in concurrentie met de couranten van Otto Barentsz Smient verschenen. Ter verduidelijking van deze ingewikkelde materie laat ik hier de bekende feiten volgen. Op 10-12-1655 kreeg Smient privilege van de stad voor het uitgeven van een maandagse Franse courant en een zaterdagse courant om de 14 dagen, te beginnen 15-1-1656, als opvolger van de erven van Jan van Hilten (KS 727; Hatin kent nummers van 1660-1663 van deze Nouvelles ordinaires). Op 21-12-1662 kreeg Cornelis Jansz privilege van de stad voor het drukken van de Franse courant (KS 1502), blijkbaar uitsluitend op donderdag (Hatin kent nummers van 1663 en 1679 van deze Gazette d'Amsterdam). Op 12-1-1666 werd Smient door de schout gedaagd wegens het nadrukken van de Franse courant (Schoutsrol). Ik vermoed, dat hij toen ook op dagen drukte, waarvoor hij geen privilege had. Op 8-4-1666 adverteerde Cornelis Jansz, dat hij voortaan ook een | |
[pagina 141]
| |
maandagse courant uit zou geven (Hatin 139). In dit jaar moet door bemiddeling van de stadsregering een accoord tussen beiden zijn gesloten, waarbij de maandagse courant aan Smient, de donderdagse aan Swoll werd toegewezen. In 1673 richtte Smient een rekwest tot burgemeesters, dat Swoll in strijd met dit accoord toch op maandag een courant liet verschijnen. (KS 727). Op 15-3-1673 kwam een accoord tussen Smient en Swoll tot stand, dat alleen Swoll de Franse couranten zou drukken, maar daarvoor f 200. - per jaar aan Smient zou uitkeren. Bij verbod van de couranten door de stad of in Frankrijk zou hij niet hoeven te betalen, maar het zou Smient dan vrij staan weer zelf Franse couranten te drukken (KS 728-729 en 814-815). Op 22-8-1673 kreeg Swoll een reprimande over de inhoud, zoals blijkt uit de dagelijke notulen van burgemeesters. Op 19-8-1675 verscheen een Gazette d'Amsterdam van Smient (Hatin 144); blijkbaar betaalde Swoll toen dus niet, omdat er in Frankrijk een verbod was. Op 27-5-1677 stond een bericht in de courant van Swoll, dat in Groningen aanstoot gaf, waarop de stad de courant voor 8 maanden verbood (KS 1502 en 816). Op 14-8-1678 kreeg Swoll toestemming weer te mogen drukken, nadat de suspensie 6 maanden langer was volgehouden dan officieel was afgekondigd (KS 816). Op 13-9-1679 klaagde d'Avaux in de Staten over de inhoud van de courant. Op 16-9-1679 werd in de Staten verslag uitgebracht, dat de Franse courantier in Amsterdam was onderhouden en werd besloten tot een placaat met verbod van Franse couranten, dat op 27-9-1679 werd gepubliceerd. (KS 1506-1508). Het laatste exemplaar van de Gazette d'Amsterdam dateert dan ook van 26-9-1679 (Hatin 146). Op 17-1-1680 deed Swoll aanzegging aan Smient, dat hij wegens het verbod de f 200. - niet meer zou uitkeren (KS 816-817). Op 3-8-1680 besloten de Staten, dat het drukken verboden zou blijven (KS 1508). In de Koninklijke Bibliotheek in Stockholm berusten nummers van de Franse courant (zonder naam) 18-3-1683 tot 13-8-1688 (opgaaf Folke Dahl). Dat echter de courantiers al eerder hun uitgaaf hadden hervat, blijkt uit een klacht van de Prins van Oranje over een passage in de Franse courant van 16-2-1683 (KS 1508). Op 5-3-1683 verbood het gerecht van Amsterdam het drukken van Franse couranten op een boete van f 100. - (KS 1509). Desondanks bleven ze verschijnen, zoals blijkt uit klachten van de Staten op verzoek van Engelse kant van 8- en 21-6-1683 (KS 1510-1511). Op 29-8-1684 werd Swoll tezamen met de schrijver Louis de Chavigny door de schout gedaagd wegens ‘'t drucken en divulgeren van verscheyde nouvelles’. Op dezelfde dag werd de weduwe Ceinglen (zie aldaar) gedaagd, die ook tegen het verbod couranten uitgaf. Op 21-12-1684 schreef men naar burgemeester Witsen in Den Haag, als antwoord op zijn brief van 15-12- daaromtrent, dat op de klachten van de ambassadeur van Frankrijk wegens het litentieus drukken van de gasette met de hoofdofficier en schepenen was gesproken en goedgevonden, Chavigny, die de drukker zou zijn, in zijn huis of logement op te pakken om geen aanstoot te geven aan de koning van Frankrijk. (Missiven Raad 12, 3). Op 11-1-1685 werden Louis de Chavigny, oud 33 jaar, geboren in Parijs en corrector van boeken, die al geruime tijd voor Swoll de Franse courant schreef, en Jean Crosnier, ook 33 jaar oud, geboren in Parijs en poëet, die de Mercure burlesque had geschreven, verhoord en op 20-1-1685 vrijgelaten en gelast geen gazettes, burlesques of mercures meer te schrijven (R.A. 329, 86 en 89vo; voor hun verdere droevige lotgevallen, vergelijke men mijn artikel Spiegel Historiael November 1966. Ondanks dit alles zette Swoll zijn werkzaamheid voort. Op 26-6-1685 werd een klacht van B. Scelton, de gezant van Engeland, van 23-6- doorgezonden naar Amsterdam (KS 1512-1513). Op exemplaren van de kranten op het Gem. Archief alhier, waarvan ik reeds vertelde dat een hele serie te Stockholm wordt bewaard, van 12-7-1685 staat achterop ‘Limprimeur Zwol’ en van 16-7-1685 een aantekening over Scelton, die ik reeds vermeldde (zie Ceinglen). Op 31-7-1685 schreef men aan Isacq van Heuvel te Londen als antwoord op diens brief van 14/24 juli, waarin hij berichtte dat de Koning zijn misnoegen had getoond over een stuk in de Franse Gazette, dat deze allang waren | |
[pagina 142]
| |
verboden wegens de aanstotelijke berichten, die ze steeds gaven en dat de consul Bull enige dagen geleden had geklaagd, waarop de zaak in handen van de hoofdofficier was gegeven om te procederen. Na ontvangst van de brief van van Heuvel hadden ze de drukkers, van wie wordt gezegd dat ze deze couranten drukten, aangezegd dit stop te zetten en bovendien hadden ze nog eens een algemeen verbod tot het drukken van Franse couranten afgekondigd. (Missiven Raad 12, 104vo). Op dezelfde dag, 31-7-1685, verbood het gerecht van Amsterdam het drukken op een boete van 100 zilveren ducatons (KS 1514). Op 21-2-1686 besloten de Staten, dat zowel de makers van de couranten als de drukkers zouden worden gestrafd en op 22-6-1686 verbood het gerecht van Amsterdam het maken, drukken en verkopen van Franse couranten op een boete van 200 zilveren ducatons (KS 1515). Swoll ging toch verder en op 19-11-1686 werden zijn zoon Johannes Swoll en de weduwe Ceinglen door de schout gedaagd. Het lot van de weduwe vertelde ik reeds; Swoll werd, na verdere indagingen op 10-12-1686, 14-1- en 11-2-1687, op de laatste datum veroordeeld tot een boete van 200 zilveren ducatons of f 630. - en tot drie jaar verbanning (Schoutsrol). De serie couranten in Stockholm vertoont een hiaat tussen 5-11- en 5-12-1686. Dit laatste exemplaar en de dan volgende vertonen niet meer de signaturen, die de eerdere exemplaren hebben, zodat ik niet kan zeggen of deze van Swoll of zijn zoon afkomstig zijn. Het lijkt mij echter waarschijnlijker, dat ze van een ander afkomstig zijn, misschien van J.F. du Four, die als laatste van de drie courantiers op 29-4-1687 dezelfde veroordeling kreeg (zie aldaar). Desondanks bleef, zoals ik vermeldde, de serie doorgaan. | |
BijzonderhedenWelke naam Swoll zich met zijn couranten had gemaakt, blijkt uit het volgende, ontleend aan de correspondentie van Bossuet (III 42 en 54), die het volgende bericht ontving: ‘Corneille Zwol, imprimeur et marchand libraire, demeurant à Amsterdam en Hollande, sur le Dam à l'enseigne du Mercure, fait savoir à M. Bossuet, évêque de Meaux, qu'on lui a mis entre les mains, moyennant cent pistoles un manuscrit composé avec grand esprit lequel a pour titre: Histoire... (onleesbaar). Il ne l'a achetée qu'afin de la remettre à l'ordre dudit Sieur évêque, à cause du respect au'il a pour lui, sur quoi il attendra sa volonté. Amsterdam 28 Oct. 1684.’ Hierbij tekende Bossuet aan: ‘Mémoire d'une histoire qu'on imprimait sur mon nom. L'importance de la matière me fit informer de la vérité par M. le Castorie, qui me fit réponse que chez ce libraire on n'avait point oui parler de cette lettre.’ Het antwoord van de bisschop van Castorie dateert van 4-1-1685. Hij deelt daarin mee, dat hij iemand heeft laten informeren, maar dat noch Swoll, noch zijn zoon van iets weten, zodat hij meent, dat een réfugié uit wraak Bossuet het een of andere boek in de schoenen heeft willen schuiven. Joannes Swoll (geb. Amsterdam vermoedelijk 1646/47, begr. Nieuwezijds Kapel 1-10-1687) woonde bij zijn overlijden ten huize van Abraham Rosewel op de hoek van de St. Annendwarsstraat en liet blijkens de opgaaf voor de collaterale successie een obligatie van f 1100. - na. |
|