is en daar zij denk dat het nooit zal kunnen bestaan. Ook voor de aflossing in 1905, waar die vandaan moet komen (Van Eeden zal daar voor zorgen, zegt Van Eeden), ziet zij liever uit naar wat anders. Koorn leest een briefje van hem voor, wat de reden is waarom hij vertrekt, dat in hoofdzaak de zelfde zijn als van Mina en dat Van Eeden als eigenaar te veel invloed heeft. De Haan zecht, dat hij het nog goed vind dat Van Eeden aan 't nog toe eens tusschen beiden* kan komen, daar hij anders wel eens vreesde dat er niets van teregt zou komen. Vogel zegt dat het nog een persoonlijke zaak is, en dat hij dan evengoed voor ieder persoonlijke zaak kan werken, en dat Van Eeden de menschen krietieseerd en niemand kent**, en dat hij door Van Eedens schrijven hier teleur is gesteld. Koorn heeft berekend dat het van 't jaar weer niet kan bestaan. Tijd van vertrek wil Hoekstra aan de vertrekkende zelf overlaten, zoo het hun het best uitkomt.
De Haer wil nog een bakker hebben. Heller wil wel weer komen. De Haer zal eens zien wat voor de zaak het best past.
Ontwerp statuten rondgegeven.***
* Open variant ‘in handen’ in het manuscript boven ‘tusschen beiden’ geplaatst. De zin loopt niet goed. Moet er staan i.p.v. ‘aan 't nog toe’: ‘tot nog toe’ of ‘af en toe’? Wilde de notulant aanvankelijk schrijven: ‘dat Van Eeden aan 't hoofd staat?’ De open variant is ook niet volledig, er had moeten staan: ‘het heft in handen kan nemen’.
** Hierna de oorspronkelijke tekst (Van Eeden zegt, wie kent iemand) doorgehaald, vermoedelijk door Van Eeden zelf.
*** Deze toevoeging is van Van Eeden (Hs. A).
de tuinbouw: I.t.t. de bakkerij ging de tuinbouw steeds meer achteruit. De investeringen waren hoog, o.a. voor de mest die nodig was om de schrale zandgrond enigzins vruchtbaar te maken. Het was bovendien een naar verhouding zeer arbeidsintensieve afdeling en daarbij kwam nog dat de voormannen van de groep een belangrijk hoger loon verdienden.
Besloten: de ontvangsten [...]: De bakkerij floreerde en de tuinderij kon nauwelijks rondkomen. Toch kwamen tot op dat moment winst en verlies in één kas terecht, waardoor het ene bedrijf in feite het andere subsidieerde, terwijl àlle kolonisten loon naar behoefte ontvingen. De hierdoor ontstane wrijvingen gaven aanleiding tot scheiding der boekhoudingen. (Bij de bakkers zou dit al spoedig geleid hebben tot ongeoorloofde loonsverhogingen).
De centrale kas bleef bestaan, voor het onderhoud van de gebouwen en verdere gemeenschappelijke onkosten. Alle afdelingen waren verplicht