wenschen van de werkers in het bedrijf. Hebben de laatsten het gevoel in eigen bedrijf te werken, dan zullen ten deze geen moeilijkheden ontstaan.’
Concurrentie met Blaricum: In De Pionier van 21 maart publiceerde Van Eeden een artikel over deze problematiek, ‘Concurrentie of wedijver’, waarin hij naast alle nadelen van concurrentie, ook één voordeel noemt: het aanleiding geven tot inspanning. Slechts een uitzondering werkt goed zònder tucht of dwang. Noodzaak en een goede leiding van uitstekende voormannen brachten z.i. de overigen pas tot behoorlijke prestaties.
Van Eeden was voorts van mening, dat twee bedrijfsgroepen binnen de vereniging G.G.B., die kameraadschappelijk wilden samenwerken, óók mochten wedijveren. Die wedijver kon niettemin met kameraadschap, eerlijkheid en onderling overleg gepaard gaan!
Hij kwam nogmaals op deze kwestie terug in het volgende nummer van De Pionier. In ‘Concurrentie of wedijver. Onze bakkerijen’ ontkende hij ten stelligste dat er een meedogenloze concurrentiestrijd tussen Blaricum en Walden gevoerd werd. Van het begin af aan was onderling overleg gepleegd, o.a. met betrekking tot het afzetgebied, zodat men elkaar nauwelijks schade kon berokkenen.
Behoorde er tussen de kolonies onderling geen sprake te zijn van concurrentie, in de slechte zin van het woord, tussen hen en de omringende maatschappij mocht, nee moest deze wel plaatsvinden, wilden zij zich kunnen handhaven. De kolonie moest een hogere produktiviteit dan de bedrijven (industrie) in haar omgeving ontwikkelen. De erkenning van dit streven als eerste levenseis (zoals door Van Eeden gepropageerd in Gemeenschappelijk grondbezit (1903)) zou de G.G.B.-beweging voorgoed in kapitalistisch vaarwater gebracht hebben, aldus Saks in ‘De pionieren van Bussum’.
De Blaricumse bakker: Enzlin.
de prijs der sportbeschuiten: Walden vroeg aanvankelijk 2 cent (januari 1902), daarna 2½ cent (advertentie in De Pionier in juli) per beschuit. Uit een advertentie, geplaatst achterop het begin 1902 uitgekomen manifest van de vereniging G.G.B. (Binnenlandsche kolonisatie) blijkt dat beide kolonies toen dezelfde prijs voor de (grote) sportbeschuiten berekenden, nl. 2 cent. Vervolgens verhoogde alleen Walden haar prijs, terwijl Blaricum dit naliet en dat is waarschijnlijk de reden waarom zij tenslotte het tarief weer verlaagde.
zijn goedkeuring: Er was immers sprake van een nauwe samenwerking tussen beide bakkerijen, waarbij men trachtte elkaar zo weinig mogelijk te ‘beconcurreren’.
de afspraak: Zie 11.IX.1902: met Blaricum was overeengekomen dat Walden niet meer in Hilversum zou venten.
boeken voor tuin- en ooftbouw: Studieboeken. De Koe en Tromp, belast