werd gehouden vanwege het mooie weer, nogal saai maar overigens wel geslaagd.
Initiatiefnemer was Daniël de Clercq. Bij de ondertekenaars van de circulaire die zomer 1901 het land in ging was ook Van Eeden, wiens Walden meermalen als plaats van samenkomst had gediend bij de voorbereidende besprekingen, waarbij ook de Bond voor Landnationalisatie (Jan Stoffel) en de Internationale Broederschap betrokken waren. Op 20 oktober, na vele pogingen om een overeenkomst te bereiken (knelpunt: centralisatie of decentralisatie), werd men het eens - d.w.z. Walden en de I.B.; de Bond voor Landnationalisatie viel bij dezen af. De vereniging zou groepen verbinden die streefden naar gemeenschappelijk grondbezit, maar deze zouden in de gelegenheid blijven zelfstandig te handelen w.b. het verwerven en exploiteren van grond.
In januari 1902 kreeg G.G.B. koninklijke goedkeuring. Van Eeden was de denkende spil, De Clercq zakelijk voorzitter, Cohen penningmeester en rechtskundig adviseur. Na een aanvankelijk sterke groei ging de vereniging vanaf 1905 snel achteruit, doordat zowel zij als de bij haar aangesloten - veelal anarchistische - groepen controle op het zakelijk beheer en een goede administratie ontbeerden. Bovendien ontving G.G.B., daar de meeste coöperaties noodlijdend waren, onvoldoende winstafdracht en kon zij op haar beurt geen steun aan andere verlenen, hetgeen juist de opzet was. Van Eeden, die steeds meer nadruk legde op gezag en een hechte organisatie trok zich terug in 1907. Hoewel G.G.B. zich aanvankelijk geconcentreerd had op het oprichten van agrarische kolonies en minder op verbruikscoöperaties (zonder winstdeling) en produktie-associaties, werd zij in feite een federatie van produktieve associaties, een puur stedelijke aangelegenheid. Zij bestond tot na de eerste wereldoorlog, maar leidde al die tijd een kwijnend bestaan.