Grassprietjes (onder ps. Cornelis Paradijs)(1984)–Frederik van Eeden– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] VIII Waterweelde 't Was verruk'lijk zomerweder, Niet te warm en niet te koud: 't Schuitje dobberde op en neder, Onder 't overhangend hout. Welk een weelde voor een dichter Op dien stillen effen plas- 't Was mij of ik nog veel lichter Dan een vlugge vlinder was. En dan aan mijn groene zijde Truide, teêr door mij bemind, Lachend lievend, blozend blijde Als een speelsch en dartel kind. 't Leven scheen mij enkel zoetheid, En de lachende natuur Kondde luide Scheppers goedheid Op dit wonderzalig uur. Nimmer zal ik u vergeten, Zelfs al word ik hoog bejaard, Zoete tijd met haar gesleten, Spelevarend op de vaart! Vorige Volgende