Vrolijkheid(1852)–Prudens van Duyse– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 147] [p. 147] De Waarheid uit den Put gehaald. ‘'k Zal de waarheid wel ontdekken (Zeide al lachend Democriet): In Egyptes woesternijen Vond ik echter 't liefjen niet. Ook de Persiaansche priesters Sneden machtig op van haar, Maar het bleef bij schoone woorden, En ik werd ze niet gewaar.’ Eenmaal kwam hij aangetreden Bij een steengroef, waar de Vorst Placht zijn nectar te verfrisschen Voor zijn lekkren koningsdorst. ‘Hola, hola (sprak de Wijsgeer)! Zou dit wel de nectar zijn, Die de menschen maakt tot goden, Bij alle ingeslapen pijn? 'k Wil 't beproeven.’ - Hij ontkurkte Nu een fleschjen, fijn en frisch. 't Was die nectar. Blijder lachte [pagina 148] [p. 148] Hij nog nimmer: ‘'k Ben niet mis (Sprak de Wijsgeer); ja, de Waarheid Schuilt in dezen put vol vreugd. 't Wijntjen, doet de zorgen vluchten, En hergeeft ons onze jeugd. 't Voert ons in een beetre wereld, Waar ons schooner zon beschijnt, Waar de laatste wolk van kommer En van dwaling voor verdwijnt. 'k Vond de Waarheid in een steengroef, Vrij van allerlei bedrog!’ - Democrietsche Waarheidsvrinden Zoeken haar in 't fleschjen nog. Vorige Volgende