Vrolijkheid(1852)–Prudens van Duyse– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 144] [p. 144] De Engelsche Gallomaan. 1518. Ik heb een vriend en lotgenoot Gewiegd eens op Brittanjes schoot, En groot gebracht in Brittenland: Heer Lalus heet de vreemde kwant. Schoon zede en taal niet minder dan De zee, die heenbruischt tusschen beiden, De Britten van de Franschen scheiden, Het Fransch alleen behaagt den man; Op 't Engelsch schrolt hij, wat hij kan. In franschen tabberd stapt hij fier; 't Fransche overkleed verleent hem zwier; Fransch is zijn gordel, tasch en degen, Zijn muts en hoed van fransch fatsoen; Ja, zijne onzachtbre broek en schoen Heeft hij recht uit Parijs gekregen. Hij heeft een knecht: een franschman is 't, Met wien m' in Frankrijk, onbetwist, Niet anders op zijn fransch zou leven. Zijn meester houdt niet veel van geven. [pagina 145] [p. 145] Dat 's op zijn fransch; hij doscht den guit Met afgesleten prullen uit: Dat 's op zijn fransch. Hij overlaedt Hem niet de maeg, steeds onverzaed: Dat 's op zijn fransch. Hij doet hem draven, Dat 't zweet hem uitbreekt, als den slaven: Dat 's op zijn fransch. Doch mildrijk gunt Hij hem bijwijlen vuistenmunt: Dat 's op zijn fransch ook. Vroeg en laet, In kerk en kluis, in huis, op straet, Verwenscht hij dezen armen Hans Naer hel en duivel, steeds in 't fransch. Doch is het ook wel fransch? - Bah, ja! Want Lalus spreekt die tael bijna Zoo goed als Kopjenkrap latijn. Hij meent nochtans de baes te zijn, En steekt het hoofd ten starren, als Hij aen drie woorden fransch den hals Kan breken, of zoo 't woord wil falen, Hij doet zijn best om 't uit te halen, En leent het toch een fransch gelaet, En spart den mond wijd op, en slaet Een scherp gesis er uit, of fluistert Zoo fijn als 't meisjen, vastgekluisterd Aen liefde, of mompelt dof weêr strak, Als of zijn mond vol boonen stak, En slibbert over menig letter, Waarvoor de franschman afschrik voedt, Als voor het stapelvuur de ketter, Of 't haantjen voor het vossenbroed. [pagina 146] [p. 146] Spreekt hij de tale van Virgiel, Het is geheel naar franschen stiel. Spreekt onze vriend italiaansch, Dat klinkt als fransch; of spreekt hij spaansch, 't Klinkt alles, alles fransch: o neen! Het fransch klinkt anders, 't fransch alleen. Want spreekt hij fransch, dan klinkt het, ach! Als engelsch. - Hij, die 't daglicht zag In England, en zijn wieg zoo dol Verloochent bij zijn apenrol, Verfranscht van 't hoofdek tot den schoenen, Is zeker in 't verstand geraakt. Hen, die de zucht naar 't vreemde ontblaakt, En zoo tot fransche hanen maakt, Herschepp' de Hemel in kapoenen. Vorige Volgende