Gedichtjes voor kinderen(1849)–Prudens van Duyse– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] Het ongehoorzame kind. ‘Kyk, Jantje, lieve makker; Geenszins voor vallen schuw, Beklom ik een hooge ladder: Zeg, ben ik niet grooter nu?’ ‘Uw vader, Pieter, verbood het; Welligt ontmoet ge uw straf. Geen hairtje zyt ge grooter, Maer zeker dwazer: kom af!’ ‘Ha, ha!’ klonk Piets geschater. Daer krakt en kraekt een sport, En, plof! het been gebroken Ligt hy, op de aerde gestort. Vorige Volgende