Het oude Nederlandsche lied. Deel 3
(1907)–Florimond van Duyse– Auteursrecht onbekend
[pagina 1980]
| |
A.1.
Laat ons gaan om te besoeken
dat kleyn kintjen zoet van aart,
dat Maria heeft gebaart.
Voor wie dat des hemels geesten
staan en beven met ootmoet,
leyt hier in 't midden van do beesten;
siet wat [dat] de liefde doet.
2.
Die het alles heeft geschapen,
en gekleet al wat 'er leeft,
leyt hier naakt van kou en beeft.
Voor wie, enz.
3.
Soete kind voor ons geboren,
voor u lyden, voor u smert,
siet wy schenken u ons hert.
Voor wie, enz.
| |
[pagina 1981]
| |
Komt, herders en herderinnen.
| |
[pagina 1982]
| |
2.
Laet ons gaen om te bezoeken
dit kleyn kindeken zoet van aerdt,
dat Maria heeft gebaerdt.
Voor wie, enz.
3.
Zoet kindeken, voor ons gebooren,
voor uwe pyn en bitter smert,
siet, ik geven u myn hert.
Voor wie, enz.
4.
Zoet kindeken, voor ons besneden
en gestort uw dierbaer bloed,
die voor ons schuld voldoed.
Voor wie, enz.
5.
De drie wyze uyt den Oosten,
koomen hier uyt verre land
om te doen hun offerand.
Voor wie, enz.
6.
Jesus, zoeten naem verheven,
onzen troost en opperal,
nieuw gebooren in den stal.
Voor wie, enz.
1, 6. t.: hy legt. | |
Tekst.A. Oude en nieuwe lof-zangen, Erfg. We C. Stichter, Amst. z.j., bl. 53: ‘stemme, ala 't begint’; - J. Bols, Honderd oude Vl. ldr., 1897, nr. 3, bl. 5, zelfde tekst, naar ‘een te Aarschot gevonden handschrift’; - Vgl. denzelfde, nr. 13, bl. 18, variante. - J.A. en L.J. Alberdingk Thijm, 1852, O. en n. Kerstliederen, nr. 24, bl. 46, aant. bl. 302, gemoderniseerd, naar O. en n. lof-zangen. B. De Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France, 1856, nr. 6, bl. 14, gezongen te Belle en elders in Fransch-Vlaanderen; - D. Carnel, 't Kribbetje ou le mystère de la nativité du Christ, Annales du comité flamand de France, I (1853), bl. 141, Dunkerque 1854, de eerste drie strophen. Aangehaald als stem: Elisabeth van Wouwe, Het gheestelyck maeghden-tuyltjen, Antw. 1708, bl. 17, voor: ‘Wanneer den tydt van baeren nu gonck naecken’; - bl. 22, voor: ‘Heden is ons een kindeken geboren’; - Apollo's nieuwe jaers-gift, 's-Grav. 1742, bl. 98, voor: ‘'s Avonds als ik zal gaen ruste’. | |
[pagina 1983]
| |
De aanvang van A en B wordt teruggevonden in Trois cent fables ‘en musique dans le goût de M. de La Fontaine’, Liége, F.J. Desoer, z.j., c. 1785, I, bl. 51, ‘Table XXII. La montagne en travail. Grand bruit, peu d'effet’: Au-tre-fois la vas-te cam-pa-gne
Fré-mis-soit du mu-gis-se-ment
Que poussoit cer-tai-ne Mon - ta - gne
Dans son tra-vail d'en-fan-te - ment.
On croyoit qu' une Ville im - men - se
Al - loit naître a - près ces grands cris;
Mais le fruit de cette es - pé - ran - ce
Fut, s'il vous plaist, u - ne Sou - ris.
|
|