Tekst. C.
Biekorf, ‘Dit is een leer- en leesblad voor alle verstandige Vlamingen’ ... I, 1890, bl. 144: ‘Volksliedje dat voor dertig, veertig jaar in de straten van Dendermonde door de lustige jongens gezongen werd onder 't slaan van nen Dendermondschen flikker’; - J. Broeckaert, Dendermondiana, overdruk uit Gedenkschriften van den Oudheidskundigen kring ... van Dendermonde, II (1894), bl. 17, zelfde tekst, doch niet in dialect, naar een afschrift van het einde der XVIIIde of het begin der XIXde eeuw.
In het 17de-eeuwsche lb.: Den eerelycken pluck-vogel, Brussel, J. van de Velde, z.j., vindt men bl. 243, als wijsaanduiding: ‘Lieven gebuer'man, gaedy niet me, etc.’, voor een lied met vijfregeligen strophenbouw, aanvangend:
Weeldig Hansken, die quam my
maer 't quam uyt op filtery:
hy socht my ,, als een pry,
In dezelfde verzameling bl. 207, treft men aan als stemopgave: ‘En hebdy niet myn' suster ghetrouwt’, voor een lied met achtregeligen strophenbouw: ‘Myn lief, mijn duyfken, mijn vriendin’. Misschien slaan deze wijsaanduidingen op twee verschillende liederen, die in tekst C hierboven zijn ineengeloopen.