Het oude Nederlandsche lied. Deel 2
(1905)–Florimond van Duyse– Auteursrecht onbekend
[pagina 1217]
| |
A. | |
Eerste melodie. | |
[pagina 1218]
| |
1.
Als de boer een paer kloefkens heeft,
dan is hy reeds content:
een paer kloefkens met wat stroo daerin,
die zyn zoo naer de boer zyn zin.
Maer een boer, is maer een boer,
keert gy hem om, hy blyft nog een loer.
2.
Als de boer een paer koesjes heeft,
dan is hy reeds content:
een paer koesjes, met twee klinkjes in,
een paer kloefjes, met wat stroo daerin.
Maer een boer, enz.
3.
Wanneer de boer een broekjen heeft,
dan is hy reeds content:
een broekje, met twee gespen aen,
een paer koesjes, met twee klinkjes in,
een paer kloefjes, met wat stroo daerin.
Maer een boer, enz.
4.
Als de boer een glieetjen heeft,
dan is hy reeds content:
een gileetje, met wat knopjes aen,
een broekje, enz.
| |
[pagina 1219]
| |
1.
En als de boer een paar blokskens heeft,
dan is de boer kontent:
een paar blokskens met wat strooiken in,
dat is den boer naar zijnen zin!
De boer, de boer, de boer, de boer, de boer, de boer!
2.
En als de boer een paar kousen heeft,
dan is de boer kontent:
een paar kousen met wat tikkelkens in,
dat is den boer naar zijnen zin!
De boer, enz.
3.
En als de boer een broeksken heeft,
dan is de boer kontent:
een broeksken met een valdeur in,
dat is den boer naar zijnen zin!
De boer, enz.
4.
En als de boer een zippeken heeft,
dan is de boer kontent:
een zippeken met twee teschkens in,
dat is den boer naar zijnen zin!
De boer, enz.
5.
En als de boer een krawatteken heeft,
dan is de boer kontent:
een krawatteken met een striksken in,
dat is den boer naar zijnen zin!
De boer, enz.
6.
En als de boer een hoeiken heeft,
dan is de boer kontent:
een hoeiken met 'nen neusdoek aan,
dat is den boer naar zijnen zin!
De boer, enz.
7.
En als de boer een kasken heeft,
dan is de boer kontent:
een kasken met een horlogeken in,
dat is den boer naar zijnen zin!
De boer, enz.
| |
[pagina 1220]
| |
8.
En als de boer een paar wantjes heeft,
dan is de boer kontent:
een paar wantjes met twee duimkens in,
dat is den boer naar zijnen zin!
De boer, enz.
9.
En als de boer een smoeltjen heeft,
dan is de boer kontent:
een smoeltje met een siksken in,
dat is den boer naar zijnen zin!
De boer, enz.
4, 1. Zippeken, bovenvest, van het Fr. jupe. - 9, 3. siksken, van het Fr. chique. | |
Tekst en melodie.A. De Coussemaker, Chants pop. des Flamands de France, 1856, nr. 129, bl. 374, Boerentevredenheyd. De eerste melodie te Belle, de tweede te Veurne opgeteekend. De wanklinkende taal in beide zangwijzen: ‘Als dé boer éen paer’ - die overigens verdwijnt in de melodie van B: ‘En áls de bóer een paar blókskens héeft’ - laat zich alleen begrijpen uit den overwegend populairen rhythmus der maat met 6/8. B. J. Bols, Honderd oude Vlaamsche liederen, nr. 71, bl. 175, De boer. De laatste acht maten zijn aan de wijs ‘van den koekoek’ ontleend; zie hiervoren I, nr. 209, bl. 750; ‘'k Kwam laestmael door een groene wey’. Eene lezing van den tekst ‘gehoord te Asch in de Kempen’, met aanvang: ‘En als de boer e paar blokskes heeft’, vijf strophen, komt voor in 't Daghet, Hasselt, 1890, bl. 143. |
|