Tot den goetvvillighen Leser.
ieve goet jonstighe Leser, t'gheen dat den Spaingnaert met Crijch met Moord, met Tyrannie, niet en heeft weten te weghen te bringen, heeft hy ten letste
n tselfde in den jare
1600 met een geveynsden Vrede meynen te doen, en
de heeft de oorsaeck gade gheslagen dat Hertogh Albert van Oostenrijck, Cardinael, die soo't scheen vande Nederlandsche Provincien de zijde vanden Coninck van Hispaingnen houdende, voor Lands-Heer aenghenomen was. Maer het Land siende dat sulcx so gheveynsdelick ende bedecktelick gheschiede, ende dat sy soo veel voorschriften soo in Vranckrijck, soo in Garnade
n, ick late staen in Indyen, die niet misdaen en hadden, en
de ooc hier in de Landen ghesien hadden, hebben liever trouwen raed gelooft, dan sy willens en wetens souden bedroghen zijn. Ende in dese Comedie zijn twee dinghen, als heel noodlick gade te slaghen: inden eerste
n dat wy mette Spaingnaerde
n geenen vrede en konnen noch en moghen maken, want dat het vrede waer ende dat sy alleen den titel vande Souvereyniteyt hadden, souden mettertijd met giften en
de beloften al om soo veel te wegheb ringen, datse alom de Magistrate
n en
de de treffelijckste persoonen tot hare genegentheyd souden crijgen, ende ten letsten als wy ontwapent waren, en
de onsen middel van gelde te rugge bleef, sy als dan met ons souden spelen als de Cat met de Muys doet, die als sy lang