Lyrisch labyrinth(1930)–Anton van Duinkerken– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] De Minnaar Toen hij zichzelf weerspiegeld zag in de ogen van een vrouw, bewonderd in haar lach, werd hij krankzinnig van te groot verlangen om de eigen ziel in 't spiegelbeeld te vangen; zijn waanzin dreef hem van zichzelf te vliên om zó te zijn als hij 't beeld had gezien. Over die droom heeft hij geen woord gezegd, maar de vrouw heeft een krans op zijn lijkbaar gelegd. Vorige Volgende