Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 244]
| |
De ware schoonheidDe schoonheid van een zacht gemoed
Dat, opgescherptGa naar voetnoot1) in puik van eedle zeden,
Ten deel heeft wijs beleid en reden,
Van hemelspijsGa naar voetnoot2), die zielen sterkt, gevoed,
Is waarder dan het mild koraal
Van rozelippen, zoet opGa naar voetnoot3) minnetaal,
Of poezlig leliewit, of wondende ogen,
Waardoor het hart
Blijft opgetogen
In de minnesmart
Die heerlijkheid is zonder duur;
Een nevel kan haar gloeiendheên bederven,
Gelijk de lucht de waterverven;Ga naar voetnoot4)
Maar 't zieleschoon is godlijk van natuur.
Die luister volgt in 't ondergaan
De zomerzonne, om schoner op te staan,
Die zich van gene schaduw laat bevlekken.
Zo zal de deugd
Ter glorie strekken
Aan de schone jeugd.
johannes antonides van der goes (1647-1684) |
|