Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |
Nieuw jaarIk zoek het hier, ik zoek het daar,
Ik vind niets nieuws aan 't nieuwe jaar,
Dan dat men 't nieuw heeft willen noemen.
Waar' 't nieuwe tijd met nieuwe bloemen,
Waar' 't nieuwe maan, waar' 't nieuwe zon,
Die ons het nieuwe jaar begon;
't Waar' een nieuw jaar bij mij te achten:
Maar 't jaar is oud en uit zijn krachten.
't Gras is in slaap, het hout is dood,
't Gevogelt' stom, de bomen bloot,
't Is in de middernacht der dagen,
Die ons, en die wij voor ons jagen.
Waarom is 't jaar dan nieuw, en waar?
Is 't morgen zo niet weer Nieuwjaar,
En overmorgen zo, en weder
Met alle wind en alle weder,
En alleszins, en alle dag?
't Jaar is een ketting, die ik magGa naar voetnoot1)
VanGa naar voetnoot2) alle schakelen beginnen.
't En is geen slang, naar 't oud verzinnen,
Die met de steert ligt in de mond;
Het is een toe, oneindig rond,
Oud bij 't begin, nieuw op het ende
Waar wederom dat oud belende;Ga naar voetnoot3)
Maar oud en nieuw, waar ieder wil,
Gegrond alleen op mensengril.
Dat schaadt niet, mocht men maar die mensen
Een beter oud en nieuw toewensen,
Toewensen, zodat inderdaad
Het nieuw zat op de nek van 't kwaad,
En gaf de naam aan nieuwe jaren,
Die, nieuw genaamd, ook nieuwe waren,
Boetvaardig nieuw, onzondigdGa naar voetnoot4) oud.
Maar kindren zijn, en blijven stout,
Is kindren werk, en in Gods kindren
Zie ik die kindsheid niet vermindren;
Wij koottenGa naar voetnoot5) gistren, en vandaag
Is 't knikkren, of een ander vlaag;
Ik zie niet een paar nieuwe schoenen,
Ik zie niet een paar oude boenen,
| |
[pagina 242]
| |
Al 't slijk van gistren hangt er aan,
'k Zie niet een wit hemd aangedaan
Ver van een bruiloftskleed ter ere:
Ja, laat ik mijn gedachten keren
Door eeuw en eeuwen lang voorbij,
Al die gedachten zeggen mij:
Het was als 't is, onze nieuwe jaren
Zijn even als haar oude waren.
'k Zie, deugd en ondeugd gaan dooreen-
Gevlochten evenals voorheen.
De zon en ziet niets nieuws; en onder
Die zon en wacht ik na dat wonder,
Dat wonder niet van 't recht nieuw jaar,
Maar waar het tijd waar' dat ik waar'.Ga naar voetnoot1)
constantijn huygens (1596-1687) |
|