Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 191]
| |
Toetred tot 's heren heilig sacramentIk dacht: zou 't hart, bezet met zoveel zonden,
Opdringen tot dat heil, en daar gena
Verwachten? Beid wat, niet zo stout; want dra
Vond ik mijn ziel van 't heilig recht verslonden.
Dit peinzend, was des Heren inspraak vaardig,
Die vraagde 't dubbendGa naar voetnoot1) hart: wat zoekt gij hier?
't Hart zei: de kracht der waarheid, die als vier
Mij zuiver wandlen rnake, en Uw dienst waardig.
Kom dan vrij, zei de Gods-spraak, want het hert,
Dat door mijn wet verstokter wierde, werdGa naar voetnoot2)
Nu door gena gezocht, en zo gevonden.
Zo grijp ik, zei de ziel, volmondig toe,
En eigen die gena zo krachtig; doe
Gij 't stenig hart maar smelten in Uw wonden.
jodocus van lodensteyn (1620-1677) |
|