Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermdMorgengezangDe nacht die is voorbij, de zon begint te rijzen;
Ik zie hoe dat het licht een nieuwe wereld baart.
Op, op, mijn logge ziel! Wilt uwe Schepper prijzen,
Die u op deze nacht en eertijds heeft bewaard.
O Vader van het licht! O Schepper van de zonnel
U dank ik in de geest, U groet ik met gezang.
In Uwe zoete naam zo dient de dag begonnen,
In Uwe vrees volhard onz' levensdagen lang.
Ik heb een ruime tijd in duisternis gezeten,
VerschovenGa naar voetnoot2) van de dag en van het ware licht;
Laat ons te dezer stond Uw rechte paden weten,
En leid ons metter hand tot ons bescheidenGa naar voetnoot3) plicht.
Gij hebt in oude tijd een woord alleen gesproken,
Toen nog een dikke nacht op al de wereld lag;
En straksGa naar voetnoot4) zo is het licht met krachten uitgebroken,
Zodat men overal Uw grote daden zag.
Spreekt maar een enkel woord, mijn nacht die zal verdwijnen,
En ik, een kind des lichts, zal nimmer zijn beschaamd;
Laat uw genadezon mij in het harte schijnen,
En ik zal heden doen gelijk het mij betaamt.
| |
[pagina 144]
| |
Wel op, mijn zwaar gemoed, ik voele mij versterken,
Ik voel in mijne geest een nieuwe zonneschijn:
Alwie in Godes vrees zijn ambt zoekt uit te werken,
Daar is geen twijfel aan, God zal hem gunstig zijn.
jacob cats (1577-1660) |
|