Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
Adam in ballingschapRei van wachtengelen, Adam, Eva
Zang
Dansen we, Gods naam ter ere,
Die gelieven samenvoegt,
Zo gezaligd en vernoegd.
Laat ze beiden keer in kere,Ga naar voetnoot1)
In het midden van de rei,
Op kornetGa naar voetnoot2) en hofschalmei,
Harpen, fluiten, luiten, velen,Ga naar voetnoot3)
En de bevende orgelkelen,
Trippelende zwei in zwei,
De ene ronde in de andere mengelen,
Tegen stroom, en dan voor stroom,
Binnen mensen, buiten engelen,
Luister scherp naar wet en toom.
Laat ons op de pennenGa naar voetnoot4) zweven,
Dan, van bloemwerk ondersteund,
Met de voeten kringen weven,
Dat de paradijsgrond dreunt.
Nu voor 't reppen van de voeten,
Laat ons dit volschapen paar
Eerst eerbiedig gaan begroeten:
Want het voegt de bruiloftsschaar
Dat ze eerbiedig oorlof vragen.
Vangen we aan op hun behagen.
Tegenzang
O gelukkige gepaarde,
Bruigom met lauwrier bekranst,
En gij bruid, waar 't al om danst,
Wat in hemel en op aarde
Zich in uw geluk verblijdt,
Gunt uw gasten, dat ze om strijd,
Gode en u ter ere, trippelen,
En rondom u henen hippelen.
Laat ons dus de bruiloftstijd
Vieren: want de feestgenoden
Voegt geen stilte op 't hoge feest,
Maar een dans, van God geboden.
In de hemel zweeft geen geest,
| |
[pagina 72]
| |
Of hij slijt met lof te zingen
En een godsdans de eeuwigheid,
Voor de schepper aller dingen,
Eindeloos in Majesteit.
Laat ge u dit verzoek gevallen,
Treedt zelf voor, wij vangen aan,
Hand aan hand, dus met ons allen
Ene ring om u te slaan,
Op de galm der feestschalmeien.
Zet de wijs in voor de reien.
II Zang Adam:
Laat ons dan de feestdans leren
En de trant
Van de grote Heer der Heren,
En de hemel nabootseren
Met verstand.
Volgt de vaste en wufte lichten
Op hun spoor.
Dat 's op de aarde een hemel stichten.
Elke star bewaart haar plichten
In Gods koor.
Zeven losseGa naar voetnoot1) dansen binnen
't Vaste vier,
Dat rondom om prijs te winnen,
Zeven telt aan 's hemels tinnen,
In hun zwier.
Dat ik dan de zon uitbeelde,
Gij, mijn bruid,
't Maanlicht, 't welk me nooit verveelde.
Scherpe prikkel van mijn weelde,
Dans vooruit.
II Tegenzang Eva:
'k Laat de voordans aan mij lenen.
Volg me na.
Worde ik heel of half beschenen,
Of is al mijn glans verdwenen
Van mijn gâ:
'k Zal me troosten in het dwalen
Voor een wijl,
| |
[pagina 73]
| |
Totdat uit uw rijke stralen
Ik weer licht bij u mag halen,
Naar die stijl.Ga naar voetnoot1)
Komt uw aanschijn mij belonken
Half of gans,
'k Zal van zuivre liefde ontvonken,
Om de luister, mij geschonken,
Schoon van glans.
Hou de voortrant, naar 't betamen,
Hoog en laag.
Laat ons scheiden en verzâmen,
Waar we aan de eerste kennis kwamen
Blijde en graag.
Toegang Rei:
Onder de drie paar hemelingen,Ga naar voetnoot2)
Die rondom
Die volschone bruidegom,Ga naar voetnoot3)
Alle in ongelijke kringen,
Licht van zijne toorts ontvingen,
Op hun streek,Ga naar voetnoot4)
Een de morgenster geleek,Ga naar voetnoot5)
Dan weer de avondster in 't wijzen,Ga naar voetnoot6)
Want zij danst hem voor in 't rijzen,
Of volgt trouw zijn hemelbaan
Achteraan.
joost van den vondel (1587-1679) |
|