noza sterft in 1675. De concentrisch verwijde spanning verslapt. Met rederijkerslyriek en volkstoneelspelen begonnen, eindigt de gouden eeuw in kluchten van Willem van Focquenbroch, Thomas Asselijn, Pieter Bernagie en in de verzen uit dichtgenootschappen. Jan Luiken, die in 1671 zijn Duitse Lier had uitgegeven, doorstraalt dit laatste kwart met zijn gevoelige vroomheid. Hij is de laatste grootmeester. De krachtsontplooiing schijnt te groot geweest te zijn: de gouden eeuw brandt als een nachtkaars uit, maar Pieter Langendijk is zeventien -, Arnold Hoogvliet dertien -, en Hubert Corneliszoon Poot elf jaar op Nieuwjaar 1700. De pruikentijd begint.
Ziet hier een schema, niet meer, doch ik hoop: een simpel en duidelijk schema, van de ontwikkeling der vaderlandse dichtkunst in de gouden eeuw. Ook toen was niet alles goud wat er blonk! Veel van hetgeen wij tegenwoordig als het mooiste bewonderen, werd door de tijdgenoot zo hoog niet aangeslagen, terwijl hij vaak zijn voorkeur gaf aan gewrochten, die wij niet tot het eind gelezen krijgen. De schat is echter rijk genoeg om ieder nageslacht naar eigen smaak te laten kiezen.
De hier geboden keuze is gemaakt door studenten in de Nederlandse taal- en letterkunde aan de roomskatholieke universiteit te Nijmegen. Dit boek beantwoordt niet, gelijk de meeste bloemlezingen, aan de smaak van één enkele samensteller, maar is het resultaat van team-work, uit studielust ondernomen door meer dan dertig samenstellers, die in vijf groepen hun arbeid verdeelden over de veelomvattende stof.
Vier groepen onderzochten elk een tijdperk; de vijfde groep, grotendeels ouderejaars-studenten, stelde zich verantwoordelijk voor de eindkeuze, de rangschikking van de gedichten en de transcriptie van de teksten. Over elke van deze drie werkzaamheden moet een korte verantwoording worden gegeven.
Gekozen werden de gedichten, die de samenstellers het mooist vonden. Ze vermeden echter teksten, waarbij te veel uitleg nodig zou zijn. Het boek is als bloemlezing voor lezers met goede smaak -, niet als studiewerk voor geleerden bedoeld. Bij de woordverklaring is hiermee rekening gehouden.
Van het behoud der chronologische orde zagen de samenstellers af om vrijwel onvermijdelijke saaiheid van opmaak uit de weg te gaan. Ze groepeerden de gedichten naar de