Het leven van Philopater en Vervolg van 't leven van Philopater
(1991)–Johannes Duijkerius– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
Het leven van Philopater,Ga naar voetnoot1
| |
[pagina 46]
| |
Voorreden.Men moest, soo men niet zien kon dat byna de geheele wereld door opinienGa naar voetnoot1 geregeerd word, Seeckerlijck weynig oordeels en de oogen verkeert in het voorhooft geplaetst hebben. Geen SociteytenGa naar voetnoot2 van menschen vindmen, of se volgen meerder opGa naar voetnoot3 Hun aengeboorne waenen, dan 't geen se in haar selvenGa naar voetnoot4 door het ingeschaepen ligt als eeuwigduurende DemonstratienGa naar voetnoot5 gedicteert vinden. De gevoelens, in de eerste kindsheyt met de pap ingeslurpt, blijven de mannelijcke jaeren soo digt aen de ribben gegroejt, dat s'er onmooglijck door het subtylste anatomie gereedschap zijn uyt te snyden. Hier van daen alle die woeste brabbelingen onder allerhande slag van menschen, soo wel hooge als laege Stants Persoonen rigten na desen lyn hun geheele Levens cours. De eens GeconcipieerdeGa naar voetnoot6 gedagten moeten opgevolgd worden, al souw het Vaertuyg waer aen ieders behoudenisse gelegen is, sig te barsten en aen splinteren stooten. De Vorsten zijn 't die hier op hun ambitie funderen en vryelijck hun ConquestenGa naar voetnoot7 durven uytbreyden. Den Adel braveertGa naar voetnoot8 met dese waepenen voorsien de sulcke welckers affairenGa naar voetnoot9 in Koophandel te dryven bestaen; en dese wederom die geene welcke sy van minder ConditienGa naar voetnoot10 waenen te weesen. Maer wat wonder CapitoliumsGa naar voetnoot11 Beursen, Winckels en Burgerwooningen, met dit quaet overlaeden te sien. De Tempelen en Oeffenplaetsen, tot den H. Godsdienst ingeweyt zijn'er niet vry van. Die lieve sindelijcke en netGa naar voetnoot12 gebaeckerde popGa naar voetnoot13, van ouds met de naem van OPINIE gedoopt, vind men allerwegen in deselve op het hooge autaer staen. Ieder soort van Priesteren bid na de gewoontens sijns Lands en opvoedinge dit aerdige wigt aen; Ja tragten na vermogen selfs de redenloseGa naar voetnoot14 dingen te bewegen met hun sulcks van gelijcken te doen. Elck, als of hy met sijn kruyn aen de starren gestooten en de GodspraeckenGa naar voetnoot15 in geheele volumens van den hoogen Hemel gehaeld had, roept en sweert dat hy het waere heeft; dat hier aen te twyffelen, is sijn igheyt versuymen en sig in de helle nederstorten. Dit souw men waer 't mooglijck met Mirakelen bevestigen, dog by gebreck van dese, gebruyckt men dat doodelyk en twesnydende lit, de Tonge, hier klieft men de lugt | |
[pagina 47]
| |
meede, ja doet bergen aen stucken splyten. Heeft een CapricieusGa naar voetnoot1 breyn, dit stuckje vlees hoe kleyn het oock is na sijn wil,Ga naar voetnoot2 Lieven Hemel! JupynsGa naar voetnoot3 Blixem bundel, nog sijn gantsche arsenael met donderklootenGa naar voetnoot4 sal het tiende part soo veel gewelds niet maecken. Aen de andere zyde, die laffe Geesten, welcke van jongs af hun werck hebben gemaeckt de sensibileGa naar voetnoot5 dingen te bespeculeren,Ga naar voetnoot6 in de korst der saecken te blyven hangen en gewoonlijck uuren lang met een aerdige Eloquentie over een Non EnsGa naar voetnoot7 weten te redeneeren, soo se hier eenige aenlockselenGa naar voetnoot8 op de Tronie by hebben; Wat zijn 't Mannen! Hoe worden se van hun gemeentens toegejuygt, hoe glinstert hun de geleerdheyt op het voorhooft, ja welcke Tropheen sal het slegteGa naar voetnoot9 volck niet voor deselve komen te stigten. Seeckerlijck by aldienGa naar voetnoot10 een Prediker op een vrye en ongebondene wyse en een gemackelijcke maniere redeneert, wanneer sijn woorden suyver zijn en wel uytgekoosen; soo hy sig weet te behelpen met figuuren die de sinnen vlyen en de driften op een onbegrypelijcke wijse verwecken;Ga naar voetnoot11 al is het dat hy niets anders dan een deel geslaegeneGa naar voetnoot12 sotternyen voor den dag brengt, dat'er niets goeds in al sijn redenen steeckt, nog iets waeragtigs onder alle deese woorden schuylt, ja soo men de schorse van deselve wegnam, men geen selfstandigheytGa naar voetnoot13 of vastigheyt vinden souw; Hy is na het gemeenGa naar voetnoot14 gevoelen een braef verstant, een kloeckaert,Ga naar voetnoot15 een nette en een suyvere Geest. Men begrijpt niet dat het alleen een windbol,Ga naar voetnoot16 en een verwyfde is, die niet blinckt als door valsch ligt, dat noit verligten kan, die maer beweegt, om dat de menschen oogen en niet om datse reeden en verstand hebben. Men gelooft alles dat soo een gelooft en men spant sijn uytterste kragten in, om door gelijke klancken elck na vermogen het gehoor te streelen. Ondertusschen soo het gebeurt, dat een Man, gewoon zijnde, een schuyt een schuyt en een aep een aep te noemen; niet hebbende die aenvalligheden in uytspraeck en gesten,Ga naar voetnoot17 nog die gemaeckte swier van op een kerfstockGa naar voetnoot18 te praeten, | |
[pagina 48]
| |
al is het schoon, dat hy met sijn verstant tot in de innigsteGa naar voetnoot1 weesens der dingen is doorgedrongen, dat hy de uytwerckselsGa naar voetnoot2 die van de verborgene oorsaecken afhangen voor af speurtGa naar voetnoot3 en grondige preuvenGa naar voetnoot4 geeft, dat het saecklijckhedenGa naar voetnoot5 zijn, waer mede sijn geest beswangert gaet; TenGa naar voetnoot6 helpt al niet, Hy moet het seyl strycken, swijgen daer een ander mag spreecken en sijn goede saeck, door de gewaende schranderheyt van een gladgetongde tegenstreever, onder het gemeene volck met voeten vertreeden sien. De styl van schryven heeft hier groote gemeenschapGa naar voetnoot7 met de Tong; en niet selden werden die boecken voor de geleerste gehouden, die met een oneyndig getal hoogdraevende woorden, met aengenaeme vertellingen en liefelijcke afweydingen,Ga naar voetnoot8 door gelardeert zijn: voor al soo den Schryver ernsthaftigGa naar voetnoot9 is en met een deftigheyt die het gemeen te boven gaet voor den dag komt springen. Soo eenen mag onbekommert de sotste grollen op het papier krabbelen die ooit de duttenste bestemoersGa naar voetnoot10 by wintersche avonden uyt hun spinrockenGa naar voetnoot11 sogen. Daer is niets aengelegen,Ga naar voetnoot12 het Boeck vloejt over van wysheyt en den Schryver is een verstandig man. Vraegt dit den ouden Utrechtse SIMEON,Ga naar voetnoot13 die vlugge Bibliotheeck Schryver, die fraeje TranslateurGa naar voetnoot14 uyt alle bekende Hoogduytsche Taelen en Hy sal uyt ondervinding konnen betuygen dat dit seer waeragtig is. Of byaldien iemand liever uyt de mond van een Predikant wilde weeten, hoe de hartstogten door een gladde tong sijn gaende te maecken en wat vermogen de woorden hebben, om logge geesten voor een korte tijd als buyten sig selven te verrucken, die vervoege sig ter gehoor van den Amsteldamsche Apostel PETRUSGa naar voetnoot15 en hy sal wonderen ervaeren, ja sodaenige als byna nergens te vinden zijn. Desen Heer heeft onlangs in drie PredicatienGa naar voetnoot16 of liever Oratien agter een, daer sulcke openbaere blijcken afGa naar voetnoot17 gegeven en voor de | |
[pagina 49]
| |
geheele wereld getoond, hoe hy in staet is, om een halve eeuwigheyt na malkanderen met een weergadelose Eloquentie van een Niet weesenGa naar voetnoot1 te redeneeren, dat elck moet bekennen noit iets diergelijcks gehoort te hebben. De lust om tegens den Satan te plockhairenGa naar voetnoot2 en de magt van dien bosen Geest in twijffel te trecken, moest oock iemant geweldig bekroopen hebben, om hier door sig sulck een magtige wederpartyderGa naar voetnoot3 op aerden te willen verwecken. Ick meen oock niet dat den Frieschen Hercules,Ga naar voetnoot4 daer alle menschen t'hans de mond en penne soo vol af hebben, wegens sijn Boeck waer door elck onttoverd word, sig oock veel bedancktGa naar voetnoot5 van met dese welspreeckende CiceroGa naar voetnoot6 en eygensinnige CatoGa naar voetnoot7 in questieGa naar voetnoot8 geraeckt te zijn. Ondertusschen, dit leyt'er toe;Ga naar voetnoot9 en daer is byna niemand in Nederland of verwagt met het grootste ongeduld, hoe het worstelen van deze twee ongelijcke Campioenen, noch eyndelijck sal aflopen. En nademaelGa naar voetnoot10 het dollemans werck schijnt, dat een alleen sich onderwintGa naar voetnoot11 om tegens een gantsch Leger in 't veld te treden, voor al soo men niet weet uyt wat stoffe wedersyds partyen haer waepenen gesmeed zijn, soo komt hier onsen PHILOPATER voor den dag, om (terwijl een ander het magazyn van den Duyvel-bespringer visiteert)Ga naar voetnoot12 een net verhael te doen, met wat voor geweer de geenen voorsien zijn, welcke van nu af aen haer de gewisse Victorie komen toe te leggen.Ga naar voetnoot13 Hy, die van sijn eerste jeugt af grondige kennis pretendeert te hebben van de Geheymenissen dier Theologie,Ga naar voetnoot14 welcke sedert 20 a 30 jaerenGa naar voetnoot15 herwaerds met soo veel geswets en getiers voor de alderregtsinnigste, best beschaefste en Cierlijk opgeschicksteGa naar voetnoot16 in de Geunieerde ProvintienGa naar voetnoot17 is aangepresen, stelt uw deselve soodaenig als seGa naar voetnoot18 is, in haer eygen weesen en levendige verwe voor. Niemant behoeft hier juyst op het nauwsteGa naar voetnoot19 te vraegen, waerom sulcks van hem tegenwoordig gedaen word. 't Sal genoeg zijn, dat wy uw in opregtigheyt verseeckeren, hoe niets als een edelmoedige krygelheytGa naar voetnoot20 hem hier toe overgehaelt | |
[pagina 50]
| |
heeft. Men hoort t'hans niet anders als een eenpaerig geroep by Grooten en kleynen, Geleerden en Ongeleerden, in Steeden, Dorpen en Vlecken, dat de Religie van Staet, naementlijck de Gereformeerde, openbaerlijck mishandelt en door louter gewelt verkragt word. Dat men de banden van eenigheyt breeckt. Ja dat selfs Gods H. Woord miserabele misduydingenGa naar voetnoot1 en in de sin wanschickelijcke verwringingenGa naar voetnoot2 moet lijden. Weest eens begeerig te weeten, waer in dit blijckt. Men sal 't uw seggen: Het rijcke der duyvelen word geweld aengedaen en hun vermoogenGa naar voetnoot3 onder de voet verplettert. Men vermindert het getal van deselve; Vind'er maer een; maer band hem in de hel. Den mensch word alleen oorsaeck van sijn sonden, en buyten staet van de schult hier af op een ander te schuyven gestelt. Het schepsel word kleyn, God groot gemaeckt en de tweederleye ingewickelde Goden-dienstGa naar voetnoot4 van de hand gewesen. Dit is die verfoejelijcke ketterye. Hier in bestaen die leerstucken, waer door het fundament der Religie en de Formulieren van eenigheytGa naar voetnoot5 geschonden worden. Den Schrijver word onder den rang der SpinosistenGa naar voetnoot6 en sijn Boeck voor allerhande vervloeckinge bloot gestelt. Dit inderdaed moejdGa naar voetnoot7 onsen Philopater ten alderhoogsten. 't Is hem onmooglijck sulck een tael te kunnen verkroppen. Hy weet by ondervinding hoe men seedert langen tijd in Kercken en op Academien de Formulieren van eenigheyt heeft gehandhaeft, welcke leerstucken dat het zijn, die men voor volle Geloofs-artykelen wil erkent en beleden hebben. Wat fraeje sinGa naar voetnoot8 en uytleggingen men na eygen believen aen de geheele Bybel komt te geven. Kort om, hy gevoelt nog hoe hem de borstels in de maeg steecken, waer mede de Studenten op de Hooge Schoolen van hunne Professores gevoed worden. Hy acht sich in ConscientieGa naar voetnoot9 verpligt, hier af een kort vertoogGa naar voetnoot10 aen de wereld te geven; en wil met eenen, dat men weete het beleyd dat sijn Vader gehouden heeft in sijn eerste en tedersteGa naar voetnoot11 opvoedinge. Ten eynde men daer uyt mag bemercken hoe het, daer men dus gevoeld en doet; nog hedendaegs toegaet. Hy heeft liever daer toe de penne van een ander dan sijn eygene willen gebruycken, om dat het Erinneren van sijn voorgaende Conditie hem | |
[pagina 51]
| |
in het herdencken van deselve te levendig in de ziele treft. Weest dan verseeckert hier een waere Historie en geen Satyrische FynmanGa naar voetnoot1 te sullen leesen. Dat Boeckje seggen broederen Coccejanen, deed over 10 jaerenGa naar voetnoot2 al veel bysondere nuttigheden. Wel aen, wy belooven ons van dit geen mindereGa naar voetnoot3 en verwagten ondertusschen, dat het voor veele een heylsaeme oogenbalsemGa naar voetnoot4 verstrecken sal. |
|