S. Vestdijk: Strijd en vlucht op papier
Deze korte beschouwingen, voor een groot deel de essentiële fragmenten, gelicht uit langere besprekingen en, naar ik meen, artikelen in deze krant ook verschenen, deze korte, verfijnde, scherpe formuleringen van visies op diverse onderwerpen, behoren tot een literair genre dat de doorsneê hollandse lezer niet ‘lust’. Vandaar dat speciale uitgaafjes ervoor nodig zijn; en in de zo keurige Ursa Minor-reeks van Stols doet deze keuze het al bijzonder goed, vormt ze een pendant van dat andere deeltje, Ter Braak's Mephistophelisch. Een veertigtal bladzijden, alleraangenaamst gedrukt, van Vestdijk's vernuft op korte baan maar in volle kracht, ik voor mij betreur het alleen dat het boekje niet tienmaal zo dik werd. Dat wil zeggen, vermoed ik, dat dit deel zich bij uitstek leent tot opwekking van het misnoegen van de anonieme en aanverwante belagers, voor wie deze vernuftspelen ongeveer zijn als vioolspel voor dashonden, die er afschuwelijk van janken gaan, die veroordeeld tot lezen en niet vatten, naar de pen grijpen onder ogenrollen en knersing der tanden.
‘Gemeen’ of ‘vies’ zijn deze korte stukken overigens op geen enkele plaats. Wèl ‘intellectueel’. De lezer zij dus gewaarschuwd. Vindt men deze beschouwingen niet boeiend en pakkend om hun intellectuele scherpte, dan doet men beter over wat anders te praten, over de herleving die bijv. Krates verdient, van Justus van Maurik, een meesterwerk waarin het ‘gevoel’ iedere zweem van ‘intellectualisme’ heeft verslonden, en op iedere bladzij die het boek bevat.
Onder de nederlandse voortbrengselen van dit soort, is deze reeks van Vestdijk het meest verwant aan de beroemde Marginalia - niet van Dirk Coster, maar van Edgar Poe. Dezelfde lucide en toch niet vlugge, d.w.z. toch ‘gravende’ stijl, en dezelfde instelling: een algemene theorie te ontwikkelen naast een gevonden slagtand, een oude munt of een waterdroppel (deze waterdroppel is bij Vestdijk bijv. de poëzie van Reddingius), het zuivere karakter van kanttekening, van reactie op