heeft de heer Mélon onbewogen gelaten, omdat hij het niet kende of omdat Gijsbert Karel hem niet interesseerde. Van Dirk's tegenspeler op Java, de vette, laatdunkende commissaris-generaal Nederburgh, een satraap op zijn manier en Compagniesdienaar bij uitstek, maar een onwaardeerbaar personage voor de goede biograaf, schijnt hij nooit te hebben gehoord.
Het achterdochtige karakter van Lodewijk Napoleon vindt men in Dirk's mémoires tienmaal beter weergegeven. Van Napoleon tracht de heer Mélon natuurlijk te maken wat hij kan, maar zelfs over hem bevatten de mémoires een paar alleraardigste trekjes meer. Over Dirk's lichtgeraaktheid, die er met de jaren niet minder op werd, spreidt de heer Mélon de beroemde ‘mantel der liefde’; hij vertelt de ruzie met generaal Jomini bijv., maar niet die met de zoveel beroemdere maarschalk Ney, misschien uit een domme vrees Van Hogendorp daardoor bij zijn franse lezers onsympathiek te maken; het geschil tussen Van Hogendorp en Davoust in het belegerde Hamburg, dat in ieder opzicht de eerste tot eer strekt, vertelt hij vrij uitvoerig, maar wanneer Dirk de maarschalk, na diens laatste lompheid, op een duel uitdaagt, vindt hij dat waarschijnlijk te kras. En toch zijn déze trekjes juist zo boeiend en menselijk in deze man, die meer dan Multatuli voorloper was van de liberale koloniale politiek, en die - al had hij dan het nodige in de engelse koloniën waargenomen en al had hij de Javaan niet ontdekt zonder Rousseau aan de ene kant en het belang van de vervallen Compagnie aan de andere - zijn tijd zover vooruit was, dat men gerust zeggen mag, dat bij hèm de geestesgesteldheid aanvangt die een nieuwe wending na die van Coen zou betekenen.
Het boek van Sillem en de mémoires van Dirk van Hogendorp zelf zijn uitverkocht. In afwachting dat er een nieuw boek over hem verschijnt of dat de mémoires, die maar een normaal deel beslaan, herdrukt worden, kan het biografietje van de heer Mélon enig nut hebben. Maar tegenover de figuur, die hij heeft willen behandelen, staat deze biograaf als