Verzameld werk. Deel 5
(1956)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 457]
| |
Derde bedrijf
De woonkamer van Evert Duysink, te Amsterdam; tien dagen na het vorige bedrijf. Moderne meubels, maar zonder het zakelijk karakter dat deze meestal hebben, trouwens, met vele varianten en buitenissigheden, als een chinese panoplie, op een in het oog lopende wijze tegen de muur, en een scheepje in een fles. In de linkerhoek schuin een deur, die naar de trap van het huis voert; in de rechterwand, achter een sofa op de voorgrond, de deur van Evert's slaapkamer. (Gestoei en gelach achter deze deur. Tilly de Vriendt komt haastig op, in een fladderende peignoir, die zij op de borst bijeentrekt; slank, verward, witblond haar; aan haar voeten maar één pantoffel. Onmiddellijk gevolgd door Evert, in zijden pyama met brede biezen over de broekspijpen. Hij grijpt haar bij de pols; zij rukt zich los en snelt naar de deur links, opent deze, maar deinst meteen terug. Evert werpt zich in een fauteuil en lacht. Hij zit nu met de rug naar haar toe; zij sluit de deur, glijdt zachtjes achter hem en trekt hem aan het haar.)Ga naar voetnoot*
Woonkamer van Evert. Scène I. Evert en Tilly de Vriendt in pyama en peignoir. Scène II. Mama op, zeer ongerust, als Rijckloff nu maar loskomt. Er is toch geen verhouding tussen Mary en Rijckloff? Evert (in pyama) weet van niets - kijkt telkens naar de deur van zijn slaapkamer. Hij durft niet zeggen dat hij Mary best aan haarzelf durft overlaten; Ma ongerust af. | |
[pagina 458]
| |
Scène III. Uit de kamer komt Tilly, geheel gekleed; kort gesprek, ook over Mary, Evert verveeld; Ockerse op, Tilly af. Scène IV. Evert gaat zich kleden, spreekt door open kamerdeur. Ockerse alleen op toneel. Gesprek over libertinage, over Rijckloff, Evert spreekt van het vertrek van Ada, Ockerse zegt opeens: ‘O ja!’ en spreekt over Van den Borght. ‘Een vreemd complex bij Van den Borght.’ Evert smalend, Ockerse verdedigt Van den Borght.
Scène V. Rijckloff op, zichtbaar ontstemd dat Ockerse er is, Ockerse merkt het en gaat weg, na spottende opmerking. Scène VI. Rijckloff spreekt Evert over Mary, waar is zij? Zeer ongerust. Evert supreem, laat Rijckloff maar naar huis gaan, hij zal hem wel opbellen als zij er is. ‘Ja, maar...’ Evert geeft hem een lesje, speelt de moderne kunst van de verleiderij tegen Rijckloff uit; Rijckloff ontdaan af, laat hem beloven hem in ieder geval op te bellen. Scène VII. Van den Borght op. Verwondering van Evert, snel bedwongen, schamper. Gesprek. De Javaanse krissen, sigaretten, de klap. Scène VIII. Oom op, Van den Borght af. Oom en Evert, kort. Scène IX. Mary op. Oom schamper, Mary biedt hem het hoofd, onthult zich geheel. Oom af. Scène X. Evert vraagt:‘En?...’ Mary:‘O, al lang in orde, heb Rijckloff opgebeld.’ ‘Goddank, hoef ik niet meer te doen’, zegt Evert om te schertsen, maar nog steeds ontdaan. ‘Wat heeft hij?’ ‘Niets, niets.’ Minachting van Mary. Scène XI. Rijckloff en Mama op, beiden nog ongerust. Huwelijksaanzoek. doek |
|