Met al zijne vrijheidstheorieën was zijn tweede huwelijk eene groote inconsequentie; het maakt den indruk van een amende honorable aan de maatschappij, boven wier wetten hij zich zoo verheven achtte. 't Ware nu aan hem geweest dit met de daad te bewijzen, door met de tweede vrouw te blijven leven zonder maatschappelijken band. 't Huwelijk heeft nu dienst gedaan als rehabilitatie der vrouw, waarmede ook door hem feitelijk het zegel is gezet op de noodzakelijkheid dezer instelling.
Maar déze redenering is de wrekende Schoondochter niet genoeg; het kon mooier!
Op blz. 372 vind ik een familie-openbaring die mij om de indische kant ervan is opgevallen. De familie Van Heeckeren van Waliën, zuster en zwager van Tine, zou Dekker, volgens zijn zeggen, vóór het ontslag in Lebak, op de handen gedragen hebben; en de Schoondochter weerspreekt dit, wijzend op de inderdaad juiste omstandigheid dat deze zelfde mensen Tine's verloving met Dekker reeds afkeurden en bij haar huwelijk niet tegenwoordig waren. Hier nu is een ogenschijnlijk sterke bewijsvoering die door de kennis van enkele data en feiten volkomen ineen kan storten. Toen Dekker nl. met Tine verloofd was, had hij een zeer ondergeschikte positie, toen hij (in 1846) met haar huwde, was die positie niet verbeterd, noch een betere positie in uitzicht. Daarna echter bracht hij het tot assistent-resident, een positie die in het toenmalige Indië voor hoger gold dan in het huidige, en vóór Lebak was hij zelfs een assistent-resident die gunstig bij de G.-G. stond aangeschreven; dat pleegt voor de indische families in kwestie alles te veranderen. Zoals het ontslag opnieuw alles veranderde, want daarna was Dekker's carrière ‘mislukt’ en werd hij een zwager die zijn schulden niet kon betalen. Het zou dus niets verwonderlijks hebben, indien toèn naar een reeds vergeten oudere opinie werd teruggegrepen.
‘Dit kwalijk riekende familiebrouwsel’, citeert de Schoondochter (blz. 25) een heer Reyers die, hoewel ook Multatuli-