had aangetrokken. In Groot-Nederland schreef ik, en de Schoondochter citeert het met haat:
‘Dat Multatuli een vader zou zijn geweest die zich niets van zijn kinderen aantrok, dr Pée maakt een einde aan deze goedkope en toch al niet zo sterk gefundeerde legende. Zelfs in het boek van Meerkerk, dat grotendeels door Edu werd ingegeven, kan men lezen dat Multatuli zeker rijkelijk geleden heeft onder de verbrokkeling van zijn gezin. Dr Pée publiceert een aantal brieven van Multatuli... waardoor dit leed uitvoerig wordt bewezen. Evenzeer moet worden vastgesteld dat deze vader, gegeven zijn omstandigheden, voor zijn kinderen gedaan heeft wat hij kon.’
Maar dit nu is allemaal onzin, betoogt de Schoondochter. Zij is erop gesteld te handhaven dat Multatuli niet alles deed wat hij kon; zelfs niet ‘gegeven zijn omstandigheden’. De man kon het niet nalaten zijn vrouw te doen lijden, omdat hij het niet kon nalaten haar te bedriegen; al het geld dat hij kreeg, gleed hem door de vingers, vooral door zijn ondeugd: telkens weer te proberen aan de speeltafel méér geld te maken. Hij offerde zijn vrouw en kinderen op aan zijn fantastische plannen, en als die mislukten, moest hij anderen verantwoordelijk stellen en loog in zijn brieven dat het een aard had om tot dat fraaie doel te geraken. Hij bracht zijn kinderen in een ‘ménage à trois’, waarin zij een hel meebeleefden. Hij haatte toen en later zijn zoon en deed alles om hem te belasteren.
Veel hiervan was sinds lang bekend. De Schoondochter is heel boos dat ik dr Pée nagepraat heb dat het boek van de heer Meerkerk door Edu werd ingegeven, maar het feit blijft bestaan dat het boek van de Schoondochter een heel wat groter knaleffect zou hebben gehad, als de heer Meerkerk zijn boek niet had geschreven. En daar de Schoondochter haar gegevens hoofdzakelijk, zoniet geheel, aan Edu dankt, stelt zij hier het probleem: aan wie, zoniet aan Edu, de heer Meerkerk dan deze zelfde intieme bijzonderheden dankte. Hoe het zij,