Verzameld werk. Deel 1(1955)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] De vrouw op mijn schoorsteen Mevrouw, ik groet u en uw hoed met pluimen. Uw krullen vallen goedt, u glimlacht wulps en teêr: tegen wie? tegen mij? of tegen een mijnheer in droom, die langvoorheen de slaaf was van uw luimen? 'k Begrijp u zeer: men kan geen droom verzuimen in uw bestaan, broos als een pauweveer. En toch, uw borsten van biscuit zijn meer en meer als rotsen waar de kant op schijnt te schuimen. U lijkt zo glad en warm, men moet u met de mond beroeren om te weten waaruit gij bestondt, bestaat, bestaan zult, tot uw dood in scherven. U heerst over mijn schoorsteen en uw blik is recht en ongesluierd door de schrik van te bederven vóór uw knallend sterven. Vorige Volgende