Verzameld werk. Deel 1(1955)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] Beeld uit het verleden Ik mocht haar handen kussen, sprakeloos. Mijn handen slopen langs haar slanke voeten. Zij zag mij aan, daar was in dat ontmoeten van onze blikken iets genadeloos. Haar blik zei neen: met zekerheid, niet boos - haar mondje lachte wijl ze mij deed boeten mijn overmoed, en 't was een wreed verzoeten van een heel lange en even bittre poos. Toen zei ze: ‘Zeg eens wat!’ en 'tgeen ze zweeg was ‘mooiprater’, als een knap strateeg. En 'k vond en sprak dit buitenaards gefemel: ‘De Hel is een heel oude, en domme straf. Zend iemand in het vagevuur, met af en toe een kleine wandling in de hemel’. Vorige Volgende